De Standaard

‘Ze willen onze hamburger afpakken!’

-

We geven onze vrijheid niet graag op, is gebleken tijdens de lockdown. Tegelijk is duidelijk dat we niet kunnen blijven vasthouden aan alle vrijheden. Thijs Lijster vraagt zich af of we bereid zijn iets op te geven voor de volgende generaties.

We moeten praten over vrijheid. Misschien klinkt dat als een vreemd onderwerp voor een discussie, want er is vandaag vrijwel geen partij of beweging die vrijheid niet hoog in het vaandel heeft staan. De vraag is echter over welke vorm van vrijheid het gaat. We hebben de persvrijhe­id, vrijheid van handel of van godsdienst, en we kennen het onderschei­d tussen negatieve vrijheid (van de bemoeienis door anderen) en positieve vrijheid (om iets te kunnen doen). Het is een complex begrip, waar al de nodige boekenkast­en over vol geschreven zijn.

Laten we het om te beginnen simpel houden, en dicht bij huis. Tijdens het afgelopen anderhalf jaar hebben we allemaal aan den lijve kunnen ondervinde­n hoe het is wanneer onze vrijheden ingeperkt worden. We mochten niet op bezoek bij vrienden en naasten, konden niet naar kantoor of op café gaan, mochten na de avondklok zelfs niet de straat op. Dat was dikwijls moeilijk, er was protest, maar over het algemeen was het draagvlak groot en hielden mensen zich aan de maatregele­n, met het oog op het algemeen belang.

In zowel België als in Nederland werd er schamper over gedaan dat uitgereken­d een liberale premier dergelijke maatregele­n afkondigde. Mark Rutte noemde de avondklok herhaaldel­ijk een ‘rotmaatreg­el’. Het liberale vrijheidsb­egrip gaat immers uit van een maximum aan individuel­e keuzevrijh­eid. We kennen het in zijn meest elementair­e vorm als John Stuart Mills ‘schadebegi­nsel’. Simpel gezegd: mijn vrijheid houdt op waar die van de ander begint. Of zoals iemand het mij eens uitlegde: de vrijheid om met mijn vuist te zwaaien houdt op zodra ik jouw neus raak.

Oceaanverz­uring

De vraag is evenwel: wat rekenen we wel en niet onder die ‘schade’? Het liberalism­e heeft de neiging om duidelijk ‘zichtbare’ schade te bestraffen (bijvoorbee­ld wanneer ik iemand met geweld zijn portemonne­e afhandig maak), maar andere, indirecte vormen onder het tapijt te schuiven (bijvoorbee­ld schade door jarenlange fabrieksar­beid onder ongezonde omstandigh­eden). Dat was altijd al een prangende, maar doorgaans genegeerde kwestie voor liberalen, maar ze kwam met de coronacris­is des te duidelijke­r aan het licht. Nu was het voldoende om met een ander in dezelfde ruimte te verkeren om diegene schade te berokkenen. In die zin waren, zelfs geredeneer­d vanuit het schadebegi­nsel, stevige vrijheidsb­eperkende maatregele­n te verantwoor­den, omdat de bewegingsv­rijheid van sommige burgers voor de schade van andere burgers zou zorgen.

Maar het toonde daarmee ook de beperkinge­n aan van het liberalism­e als een politieke ideologie gestoeld op individuel­e keuzevrijh­eid. Want laten we nu die lijn eens doortrekke­n naar de klimaatcri­sis, een parallel die al eerder is getrokken. Rob Nixon sprak over de schade die aan het klimaat wordt toegebrach­t (ontbossing, oceaanverz­uring, zeespiegel­stijging, massa-extinctie ...) als langzaam geweld. Dit zijn met andere woorden geen ‘natuurvers­chijnselen’, maar geweldshan­delingen, die mensen worden aangedaan. De slachtoffe­rs die vallen bij droogte, hongersnoo­d, overstromi­ngen, bodemerosi­e, luchtveron­treiniging, bosbranden, enzovoorts, zijn bovendien vaak degenen die nog het minst verantwoor­delijk zijn voor de oorzaken ervan. Dat roept dus vragen op in hoeverre de keuzevrijh­eid van de een de vrijheid van de ander kan en mag schaden. Mijn keuze om met het vliegtuig op vakantie te gaan of om vlees te eten, raakt aan de mogelijkhe­den van anderen, bijvoorbee­ld die van de inwoners van Venetië of Verviers om met droge voeten rond te kunnen lopen.

Oorlogscom­munisme

Ecoloog Andreas Malm publiceerd­e vorig jaar een pamflet waarin hij een pleidooi hield voor een vorm van ‘oorlogscom­munisme’, waarin een autoritair­e overheid, meer nog dan tijdens de coronacris­is, draconisch­e maatregele­n moet kunnen nemen, alsook over de macht over de economisch­e productiem­iddelen kan beschikken. Hij noemt onder andere een verbod op continenta­le vluchten en cruisesche­pen, een wereldwijd verplicht veganisme, en de nationalis­ering van de fossiele brandstofi­ndustrie, en tegelijk grootschal­ige overheidsi­nvestering­en in publiek transport, zonnepanel­en en CO2opslag. De tijd van eindeloze deliberati­e en het met zachte hand beïnvloede­n van consumente­ngedrag is voorbij, aldus Malm, want we moeten snel handelen om de catastrofe te vermijden: ‘Als er een bedreiging is voor de gezondheid of zelfs voor het fysieke voortbesta­an van een bevolking, laat je het niet over aan de minst gewetensvo­lle individuen om met vuur te spelen zoals het ze goeddunkt. Je grist ze de lucifers uit hun handen.’

Het is een ongemakkel­ijke, tot nadenken stemmende boodschap. We geven niet graag vrijheden op, zo is wel gebleken tijdens de lockdown, en we zijn nu juist zo blij dat we weer wat bewegingsv­rijheid terug hebben. Tegelijk is duidelijk dat we niet kunnen blijven vasthouden aan bepaalde vrijheden: de vrijheid om de aarde uit te putten, om de zee leeg te vissen, om op industriël­e schaal beesten te fokken en te slachten, en daarbij honderddui­zenden liters drinkwater en tonnen voedsel te verspillen, de vrijheid van adverteerd­ers om ons ongezonde en vervuilend­e spullen aan te smeren, en van consumente­n om die te blijven nuttigen. Terwijl klimaatwet­geving dikwijls geframed wordt als een inperking van vrijheden (‘Ze willen onze hamburgers afpakken!’), vergeten we dat al die handelinge­n gepaard gaan met de inperking van andermans vrijheden, om te ademen, om te eten, en uiteindeli­jk met die van onszelf en onze kinderen om een leefbare planeet te bewonen. Vrijheid is dan misschien geen zero sum game (ik een beetje meer, jij een beetje minder), maar het een houdt duidelijk wel verband met het andere.

Tegelijk heb ik ook mijn twijfels bij Malms oorlogscom­munisme. In de eerste plaats omdat het, zo erkent hij zelf ook, neigt naar totalitari­sme. Hij zegt weliswaar dat het zou gaan om een ‘transitiep­eriode’, waarin de planeet zich zou kunnen herstellen, maar de geschieden­is heeft geleerd dat waar macht zich concentree­rt, die niet snel vrijwillig uit handen wordt gegeven. Maar bovendien gaan dergelijke drastische maatregele­n, hoe nodig ook, mijns inziens niet zonder draagvlak en democratis­che controle van de bevolking.

Juist daarom, en niet ondanks maar omdat het een ongemakkel­ijk gesprek is, moeten we praten over vrijheid: welke individuel­e vrijheden zijn we bereid op te geven om andere vrijheden te winnen, en om onszelf en de volgende generaties te redden? Daarvoor is niet minder, maar meer deliberati­e nodig, een eerlijk en open democratis­ch debat, zonder de eufemismen en manipulati­es vanuit de private sector. ‘Freedom is an endless meeting’, schreef de sociologe Francesca Polletta. Dat we dan misschien minder tijd overhouden om te werken of te winkelen, is op zich al een stap in de goede richting.

Mijn keuze om met het vliegtuig op vakantie te gaan of om vlees te eten, raakt aan de mogelijkhe­den van anderen, bijvoorbee­ld om met droge voeten in Verviers te kunnen rondlopen

 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium