‘Bepaalde plekken hebben we nooit kunnen bereiken’
GETUIGENIS BRANDWEEROFFICIER HANS DE BONDT
Hans De Bondt (45), officier bij de Antwerpse brandweer, was woensdagnacht als een van de eerste hulpverleners ter plaatse in het Luikse Trooz, een van de zwaarst getroffen gemeenten. ‘We kwamen met mijn ploeg om drie uur ’s nachts aan in Luik’, vertelt hij. ‘Het heeft ons anderhalf uur gekost om in Trooz te geraken, nochtans maar vijftien kilometer verderop. De weg was herschapen in een stroom van brokstukken, ronddrijvende auto’s en bomen.’
‘Hele delen straat waren weggespoeld, maar dat was niet zichtbaar door het water. Twee duikers moesten voorop verkennen. We moesten onze vrachtwagen met logistiek materiaal en ons commandovoertuig op vier kilometer van het dorp achterlaten, alleen onze 4x4 kon stapvoets verder rijden. We hebben ons er met acht mensen en zo veel mogelijk materiaal ingepropt.’
‘De lokale brandweer had geen materiaal voor op het water. Wij hadden alleen een boot zonder motor kunnen meenemen, maar die was niet opgewassen tegen de kolkende rivier van anderhalve meter diep in de hoofdstraat. Uiteindelijk kon een legertruck ons slepen en om acht uur kwamen er ook twee motorboten. We hebben enkele tientallen mensen in kleine groepjes stroomopwaarts naar het droge kunnen brengen, vanop de eerste verdieping van hun huis. De communicatie viel op een bepaald moment helemaal weg. Puur op zicht gingen we op zoek naar tekenen van leven.’
‘Minuut na minuut zagen we het waterpeil en de stroming toenemen. Ook onze boot maakte water, gelukkig toen er geen geredde mensen in zaten. Rond halfelf werd het gewoon te gevaarlijk en moesten we de operatie afblazen. Tientallen wagens werden in het rond geslingerd alsof het speelgoedautootjes waren. Muren spoelden razendsnel weg. Ik ben 24 jaar actief als brandweerman, maar ik had me nooit kunnen inbeelden dat ik zoiets zou meemaken. Het was onbeschrijflijk.’
‘Mensen wezen ons op vooral oudere personen die nog gered moesten worden en we zagen ook mensen op daken zitten, maar bepaalde gebieden hebben we nooit kunnen bereiken. Iedereen deed wat hij kon, maar we hadden toen al het voorgevoel dat niet iedereen in het dorp dit overleefd kon hebben. Het is jammer genoeg waar gebleken.’