De artiest achter het steeds terugkerende probleem van de ‘Mohammedcartoons’
Zestien jaar geleden maakte de Deense cartoonist een spotprent van de profeet Mohammed met een tulbandbom. De controverse ging nooit liggen, maar wat leverde ze eigenlijk op?
In september 2005 hoorde Flemming Rose, journalist bij de Deense conservatieve krant Jyllands Posten, dat geen enkele cartoonist het aandurfde om in eigen naam een boek over de profeet Mohammed te illustreren. Dat Deense boek was bestemd voor jongeren en stelde zich erg kritisch op tegenover de islam. Rose, ex-correspondent in het totalitaire SovjetRusland, vond dat zorgwekkend. Om in te gaan tegen die zelfcensuur, vroeg hij aan meerdere cartoonisten om Mohammed in beeld te brengen. Onder hen Kurt Westergaard, die eerder al andere religieuze iconen op de korrel nam. Dit keer tekende hij Mohammed – streng toegeknepen wenkbrauwen, pafferig gezicht – met een tulband in de vorm van een bom. De publicatie van de cartoons moest het seculiere karakter van de Deense samenleving onderstrepen.
Politiebescherming
Aanvankelijk gebeurde er weinig. Na een paar maanden tekenden ambassades van moslimlanden vruchteloos protest aan bij Kopenhagen, waarna enkele conservatieve imams begonnen te lobbyen tegen de prenten. De woede groeide gestaag. Tegen februari 2006 zat Westergaard in het oog van een wereldwijde storm. Er kwamen protestmarsen van Afghanistan tot Somalië en van de Palestijnse gebieden tot Jakarta, Indonesië. Bij die vaak gewelddadige clashes vielen tientallen doden en werden links en rechts mensen uit Scandinavië bedreigd met geweld. De toenmalige Deense premier Anders Fogh Rasmussen, geconfronteerd met anti-Deense boycots, noemde het ‘ons ergste diplomatieke incident sinds de Tweede Wereldoorlog’.
Westergaard moest voortaan leven onder politiebescherming. Tot deze week, toen de 86-jarige overleed in zijn bed na een lange ziekte. Het had anders kunnen eindigen. In 2008 en 2010 vonden twee moordpogingen op hem plaats. Nog bloederiger verging het de redactie van Charlie Hebdo, het Franse satirische blad dat de prenten overnam en later nog fellere kritiek op de islam uitte. Bij een aanval op de redactie in Parijs vielen in 2015 twaalf doden.
Westergaard stelde de publieke opinie voor een aantal akelige dilemma’s, zonder duidelijk antwoord. Staat voor sommige medeburgers de vrijheid van meningsuiting gelijk aan blasfemie, en zo ja, wat is dan ons antwoord op dat geweld? Of tonen die spotprenten ook vooral dat sommigen uit de culturele elite gemakkelijk kwetsbare minderheden kunnen stigmatiseren?
Westergaards cartoonkwestie lijkt zich ook eindeloos te herhalen in nieuwe vormen. In 2018 lanceerde de Nederlandse politicus Geert Wilders een cartoonwedstrijd om zijn politiek gewicht te verstevigen. In 2020 ontstond een mediastorm rond de Franse lesbische tiener Mila. Zij had op sociale media gezegd dat islam ‘een religie van haat was’ en dat ‘blasfemie haar recht was’. Ze kreeg doodsbedreigingen. De Franse leraar Samuel Paty werd datzelfde jaar onthoofd omdat hij Mohammedcartoons toonde in de klas.
Misbegrepen?
In het ordentelijke Kopenhagen van 2005 wilden Rose en Westergaard een rationeel debat starten en een principieel punt maken over samenleven. Afbeeldingen van de profeet zijn taboe in de islam. ‘Als een gelovige eist dat ik als niet-gelovige die taboes respecteer in het publieke domein, vraagt hij geen respect, maar onderdanigheid’, vond Rose.
Helaas voor hen was de moslimwereld op dat moment verwikkeld in de naweeën van de chaotische war on terror en moest ze het puin ruimen van de clash of civilizations-theorie. Regimes in Afghanistan, Irak en Libië vielen, na westerse interventies. Dat de Amerikaanse president George Bush luchthartig verwees naar ‘nieuwe kruistochten’, drukte de moslimlanden met de neus op hun kwetsbare positie. De groeiende groep moslims in het Westen werd steeds meer gezien als een ‘vijfde colonne’, in het conflict tussen het zogenaamde ‘verlichte Westen’ en de ‘fundamentalistische islamwereld’. De prenten waren als filosofisch argument bedoeld, maar konden niet anders dan (geo)politiek gewicht krijgen.
In die beladen atmosfeer moest Westergaard zijn tekeningen zelf beschermen tegen extreemrechtse politieke recuperatie. Toen de Nederlandse politicus Geert Wilders Westergaards tekeningen overnam in zijn anti-islam film Fitna (2008), nam de Deen juridische stappen tegen hem. ‘Mijn spotprent was gericht tegen een kleine minderheid van islamistische terroristen, niet tegen islamitische samenlevingen’, zei Westergaard in Der Spiegel. ‘Wilders overdrijft door alle moslims als potentiële terroristen te brandmerken. Ik ken er juist veel die democratie volledig aanvaarden. Ik wil niet dat hij de tekeningen uit hun context haalt.’
Gevraagd of het hem speet, bleef Westergaard achter zijn tekeningen staan. Hij zei dat ze ‘waarde hadden in het maatschappelijk debat en voor de hervorming van de islam’. Over zijn werk als perceptiewapen voor bepaalde politici, of als prelude op controversieel beleid dat later kwam, had hij het minder.
Harder asielbeleid
De Deense ex-minister van Migratie Inger Stojberg prees Westergaard gisteren en zei dat hij ‘het Denemarken van vandaag heeft gevormd’. Het is niet geweten of de cartoonist het wel zo bedoeld had. Denemarken verhardde zijn standpunten tegenover asiel, migratie en integratie aanzienlijk. Vandaag wil het Syrische vluchtelingen terugsturen, ook al gaat dat tegen het internationaal recht in. Stojberg zelf, die naar eigen zeggen ‘gevormd werd door de cartoonkwestie’, moet zich nu juridisch verantwoorden voor wanbeleid en mogelijke mensenrechtenschendingen tegen migranten. Extreemrechts ging ook met rasse schreden vooruit in zowat heel Europa, terwijl conservatieve partijen hun islamofobe agenda’s kopieerden. Angst voor ‘parallelle samenlevingen’ in bepaalde Deense wijken heeft ertoe geleid dat vooral niet-westerse minderheden strenger bestraft kunnen worden voor dezelfde feiten dan andere Deense burgers.
Jyllands Posten riep gisteren op om de strijd voor vrije meningsuiting niet te laten sterven met Westergaard.
‘Mijn spotprent was gericht tegen een kleine minderheid van islamistische terroristen, niet tegen islamitische samenlevingen’