Het land van de spiedende zon
Terwijl we nog volop bezig zijn corona en zijn varianten onder de knoet te houden, wil Japan bewijzen dat het kan: een wereldevenement als de Spelen veilig laten plaatsvinden. De middelen daartoe? Weinig tot geen bewegingsvrijheid, veel apps en testen, testen en nog eens testen.
‘PCR-tests?’‘Passport?’‘Ochaapp?’ Haneda Airport in Õta, Tokio. Onze vlucht is al meer dan een uur geland, maar in de luchthaven zelf is het wachten geblazen. Lange rijen strekken zich over verschillende hallen uit, die er voor de rest doods bij liggen. Geordend per groep zijn we van het vliegtuig gehaald, want het land van de rijzende zon binnenraken, lukt niet zomaar. Niet als journalist, niet als sporter – Nafi Thiam, om maar één iemand te noemen, had er meer dan vijf uur voor nodig – en zelfs niet als hoge pief van het Internationaal Olympisch Comité.
Schuifelend gaat het vooruit, van de ene controlepost naar de andere. Om de 100 meter moeten we een van de verplichte documenten of apps voorleggen, en dat terwijl alles ook bij het vertrek in Frankfurt onder een Japans vergrootglas is gelegd. Het leidde daar al tot enkele rood aanlopende gezichten en een lid van de Shimano-crew die net geen harakiri pleegde. Op Haneda gaat ons paspoort door zoveel handen dat we de tel kwijtraken. De konnichiwa’s (goeiendag) en dômô arigatô’s (dank u wel) vliegen in het rond – beleefd zijn ze wel, de Japanners – maar nadat je het zoveelste gelijkaardige formulier hebt ingevuld, word je er wat immuun voor.
Eenmaal het grootste deel van het bureaucratische hindernissenparcours achter de rug is, is het tijd voor de eerste van alvast minimaal acht speekseltests die ons in Tokio te wachten staan. Dat we in de voorbije 96 uur al twee negatieve PCR-tests hebben ondergaan, doet er niet toe. Via trappen worden we afgeleid naar een geïmproviseerd ‘medisch kabinet’, waar met bordkartonnen schermen een dertigtal hokjes is gecreëerd. Er wordt gerocheld en gespuwd dat het een lust is, gelukkig met ontsmettingsgel bij de hand.
Op naar de volgende post, waar de Immigration Board nog maar eens ons paspoort binnenstebuiten keert en we onze vingerafdrukken achterlaten. Na meer dan vier uur gecheck en gedubbelcheck stappen we een speciaal gereserveerd busje op, dat ons dropt bij enkele wachtende taxi’s. Iedereen krijgt zijn persoonlijke chauffeur die hem recht naar het hem door de organisatie toegewezen hotel brengt.
U hebt 15 minuten
Tijd om de volgende richtlijnen erbij te halen. ‘Gelieve het contact met het hotelpersoneel tot een minimum te beperken,’ klinkt het in de ons toegezonden Accommodation guide, ‘en u te onthouden van gesprekken met anderen in de wachtrij.’ Een wachtrij is er niet, een piccolo evenmin. Wel van de partij aan de inkomhal: een veiligheidsagent die volgens diezelfde gids het recht heeft te controleren of de gps-functie op onze smartphone is ingeschakeld.
De man, een zestiger die bepaald weinig plezier lijkt te scheppen in zijn functie, moet erop toezien dat we het hotel de eerste drie dagen alleen verlaten om ons werk te doen – als olympische gast verblijf je in soft quarantaine. Willen we in de supermarkt om de hoek iets te eten halen, dan moet dat binnen het kwartier gebeuren. Hoe hij de ene van de andere verplaatsing onderscheidt wanneer we onze sleutel droppen? God mag het weten. Feit is dat hij elke beweging vlijtig registreert voor de Japanse overheid en het organisatiecomité.
Dat comité heeft onze mailbox de afgelopen maanden bestookt met verplichte apps, kilo’s aan papieren verklaringen en Excel-files. Zo moest al wie tot de olympische delegatie behoort, minimaal vier weken voor de afreis via zijn activiteitenplan nauwkeurig aangeven waar hij de eerste veertien dagen zou verblijven, hoe hij zou reizen, naar welke plekken hij van plan was zich te begeven ... De keuze daarbij was niet onbeperkt:
Het ‘hogere niveau van toezicht’? Geen piccolo maar een veiligheidsagent in de hotellobby die vlijtig elke beweging registreert
de organisatie had een lijst met ‘toegestane bestemmingen’ gepubliceerd, die leden van de olympische bubbel ‘under a higher level of supervision’ mogen aandoen.
Parallelle werelden
Dat ‘hogere niveau van toezicht’ is vrij letterlijk te nemen – vandaar de veiligheidsagent aan het hotel en de verplichte gps-tracking. Een restaurant meepikken zit er niet in. Eten is alleen toegestaan in het hotel of op olympische locaties. Het openbaar vervoer gebruiken? Verboden. Verplaatsingen moeten gebeuren met het olympische transportsysteem. En uiteraard moet het mondmasker te allen tijde op, behalve in de hotelkamer. Het leidt in Tokio tot twee parallelle werelden die elkaar zo weinig mogelijk ontmoeten.
Verder op het menu: een dagelijkse gezondheidscheck, zoals het meten van je lichaamstemperatuur. Die info moet via de Health Reporter-app met de Japanse gezondheidsautoriteiten worden gedeeld. De kans dat je het vergeet, is onbestaande: tot vier keer per dag word je eraan herinnerd. Voor de zekerheid gebeurt het ook nog eens elke ochtend én avond in de hotellobby. Ook te downloaden op de smartphone: de Covid-19 Contact-Confirming App en de Overseas Entrants Locator-app, voor contacten bronopsporing bij een eventuele besmetting. Pas op dag 15, en na alweer een (hopelijk negatieve) speekseltest ben je vrijer om te gaan en staan waar je wilt.
Dat de regels met de voeten treden niet het beste plan is, blijkt in de ‘Written pledge’ – een verklaring die elk lid van de olympische bubbel heeft moeten ondertekenen. Daarin wordt gedreigd met ‘deportatie’. ‘If I violate the pledge (...) I understand and accept that I may be subject to revocation of status of residence and deportation etc. under the provisions of the Immigration Control and Refugee Recognition Act’, luidt het. Fijn, dat weten we dan ook weer.
Ook voor de atleten is het aanpassen. Het onderlinge contact en het verblijf in het olympische dorp maken voor hen vaak de charme van de Spelen uit. Maar niet alleen mogen ze nu slechts korte tijd in het dorp verblijven – vijf dagen voor en twee dagen na hun competitie – hun bewegingsvrijheid is tot een minimum beperkt. Van de hotelkamer naar het trainings- of wedstrijdveld en terug, dat wordt zowat de dagelijkse habitat. Daar komt nog bij dat zij élke dag een speekseltest moeten afleggen.
37,5 graden? Pech
‘In Europa zien we nu al dat sportevenementen in complete volksfeesten veranderen. Bij ons is dat helaas nog niet aan de orde’, vertelt Seiko Hashimoto, de voorzitster van het Japanse organisatiecomité. Taferelen zoals we die zagen op het voorbije EK voetbal, zullen zelfs de beste speurhonden in Tokio niet terugvinden. In het straatbeeld doet weinig aan de Spelen denken, de Japanse hoofdstad heeft veel weg van een olympische kooi.
Tot en met 22 augustus geldt er een noodtoestand, waardoor cafés en restaurants om 20 uur de deuren moeten sluiten en de Spelen het bijna volledig zonder toeschouwers moeten stellen. Slechts bij 26 van de 750 competitiemomenten – uitsluitend events buiten Tokio – mag een beperkt aantal Japanners op de tribunes plaatsnemen. De gebruikelijke taferelen als je supportert, zijn niet toegestaan. Roepen, juichen, zingen? Jawel, verboden. alleen klappen in de handen mag, met een mondmasker op de snoet.
En zelfs wie in theorie welkom is, is niet zeker van zijn stuk. Bij de stadions wordt de lichaamstemperatuur van elke bezoeker gecheckt. Is die hoger dan 37,5 graden, dan mag je er niet in. De competities dan maar volgen in een van de zes geplande fanzones? Ook geen optie: de Japanse overheid heeft die geschrapt vanwege het te grote gezondheidsrisico. Waar is dat feestje? Niet in Tokio, vrezen we.
Taferelen zoals we die zagen op het voorbije EK voetbal, zullen zelfs de beste speurhonden in Tokio niet terugvinden