‘Als je 3 miljoen likes krijgt, denk je dan echt dat mensen van je houden?’
ten nog een zoveelste keer “Testament” wilden horen. Mijn vrouw Anja zei dan dat de mensen dat wilden, maar dat overtuigde me niet. Dus zong ik beter alleen maar nieuwe liedjes, maar dat was ook niet goed. Wat moest ik dan nog? Toch oude liedjes, maar welke dan? Ik twijfelde, steeds meer, en zo begon ik het aantal optredens steeds meer te beperken. Ik heb die inkomsten ook niet meer nodig om van te leven.’
Boudewijn de Groot is 77. Velen van zijn generatie, zoals Paul Simon, Joan Baez en Elton John, waren bezig afscheid te nemen toen corona het overnam. Hij weet precies wat ze voelen. ‘Je liedjes voor een publiek spelen en samen in het moment zitten: geweldig! Maar het is geen belangrijk onderdeel van mijn gevoelsleven en ik zoek het niet op.’
Beats per minute
‘We kijken toe hoe snel het slijt/ Blijkbaar gaat dat met de tijd.’ De woorden hadden van De Groot kunnen komen, die in 1966 zong dat er andere tijden komen. Maar ze zijn van Meis, alias Aysha de Groot. Ze is zijn kleindochter en door te zingen houdt ze hem bij de tijd.
‘Ze stuurt me nummers en dan zeg ik er iets over. Dat is reuzeboeiend, want ik was blijven hangen in hiphop, een genre dat me niet eens aanspreekt. Ik vind het fantastisch dat zij muziek maakt en niet de nieuwe Joni Mitchell wil zijn. Maar haar aanpak is anders en heel vreemd. Ik kan hem niet goed rijmen met wat muziek voor mij is.’
Hij ziet jonge mensen met oortjes lopen, zegt hij, waardoor het lijkt alsof muziek voor hen een decor is, want ze praten ook met elkaar. ‘Ik heb ook het gevoel dat het nergens vandaan komt. In de songs van The Beatles hoorde je de invloed van rhythm-and-blues en punk had een rockbasis, maar waar verwijst deze muziek naar? Aysha, en ook Eefje de Visser, arrangeren anders. Wanneer ik muziek maak, denk ik vanuit toonhoogte en klankkleur, maar zij denken in termen van frequenties en beats per minute. In zo’n elektronisch wijsje hoor ik dan ineens een paar klappen van een drum, maar die zijn op een andere manier bedacht. Het lijkt alsof ze zomaar toegevoegd zijn. Ik ben er niet achter hoe en waarom ze iets doen, maar het is wel boeiend.’
Soms speelt hij, goedmoedig, de mopperende grootvader die wil weten waarover een liedje gaat. ‘Het schijnt de bedoeling te zijn dat ik de tekst niet vat, omdat het gaat om het geheel van melodie, beeld, woorden … en niet om de delen. Maar ik heb de reflex om woorden te willen begrijpen. Ik vraag me dan af of Aysha’s luisteraars niet geïnteresseerd zijn in wat ze zingt. Ik dus wel, ook omdat ik weet dat ze zingt over wat haar overkomen is.’
Botsende generaties zijn van alle tijden, weet hij, maar nu ziet hij een grotere generatiekloof dan in de jaren 60. ‘Niet door de muziek, maar door hun manier van communiceren. Ik weet het niet zo goed, hoor. Als je nu 3 miljoen likes krijgt, denk je dan echt dat 3 miljoen mensen van je houden?’
Het verleden terughalen
Ouder worden vindt hij wel fijn, intussen. Heeft het covid-jaar hem niet heel productief gemaakt, de isolatie heeft hem ook niet gedeprimeerd. Het lijf is ’s ochtends wat strammer en wanneer De Groot koffie voor me haalt, beeft het kopje in zijn handen. ‘Niets ernstigs, ik heb wat spieren soms niet goed onder controle.’
Hij denkt elke dag even aan George Kooymans, bij wie de spierziekte ALS het lichaam dag na dag doet aftakelen. ‘Hij dwingt zichzelf om toch nog van alles te kunnen. En hij blijft gitaarspelen nu hij dat nog redelijk kan, hij geeft zich niet over. Ik heb er een waanzinnige bewondering voor. Zelf zou ik waarschijnlijk diep onder de dekens kruipen en zeggen dat ik het allemaal niet wil.’
Soms rijdt hij naar de plek waar hij opgroeide. Dat zijn de goeie jeugdherinneringen die hij in 1966 in zijn testament zette, want ‘die neem je mee zolang je verder leeft’. In Heemstede, op het einde van zijn laan, ziet hij in gedachten de weilanden, ‘tot waar de verre hemel/ in de horizon verdween’ (uit ‘Nergens heen’). Ooit viste hij er, en was er een schaatsbaan, nu is alles volgebouwd.
‘Ik leef bij gratie van nostalgie. Als kind had ik soms al heimwee naar de week voordien. Ik heb er grote behoefte aan om het verleden af en toe terug te halen en het besef dat mensen van toen er niet meer zijn, kan me treurig stemmen. Waar ik vroeger woonde in Haarlem, woonde tot vier jaar geleden nog één dame die daar haar hele leven gebleven was. Ik ging er vaak op bezoek, omdat ik het gevoel had dat ik zo het verleden nog even kon vasthouden. Toen ze overleed, was het weg. Ik moet af en toe door de buurt lopen of rijden waar ik als kind speelde, gewoon om te weten dat het er is. En wanneer iets verdwijnt, krijg ik een steek in mijn hart, want ik voel het aan als verlies.’
‘Door de coronacrisis is het idee van een allerlaatste concert steeds opgeschoven, tot het uiteindelijk uitdoofde. Hier houdt het op voor mij. Zo!’