De Lijn en de fiets zijn geen communicerende vaten
MOBILITEIT De combinatie ‘fiets + openbaar vervoer’ is de toekomst, schrijven Dirk Lauwers, Kobe Boussauw en Wout Baert.
Vervoersmaatschappij De Lijn blikte vorige week terug op haar activiteiten van 2021 (DS 20 januari). Het eerste jaar waarin we dachten dat corona zou verdwijnen en alles weer zou worden zoals vroeger, maar we kwamen bedrogen uit. Het virus verdween nog niet en De Lijn moest vaststellen dat ze in vergelijking met de periode voor de coronacrisis meer dan 40 procent reizigers verloor. De topvrouw van De Lijn, Ann Schoubs, gaf zelfs aan te vrezen dat minstens 10 procent nooit meer zal terugkeren. Omdat ze een ander vervoermiddel, meestal de fiets, hebben ontdekt. ‘En het kan niet de ambitie zijn hen van de fiets te halen en terug te winnen.’
Er zijn inderdaad indicaties dat het aandeel van het fietsverkeer in de modal split tijdens de pandemie is blijven groeien. Vlaanderen is de tweede fietsregio in Europa en de overheid geeft met stevige investeringen in fietsbeleid aan dat ze dat aandeel nog wil zien groeien.
Maar stelt Schoubs zich niet te fatalistisch op als het over de fietser gaat? Het openbaar vervoer of de fiets hoeven elkaar niet uit te sluiten in onze verplaatsingen. Onderzoek toont aan dat wie vaak fietst, positief staat tegenover het openbaar vervoer én er ook meer dan anderen gebruik van maakt. Reizigers kunnen dan wel weg zijn als abonnementshouder, als regelmatige gebruiker van het openbaar vervoer zijn ze zeker niet verloren. Net daar ligt nog heel wat groeimarge, al heeft de trein op dat vlak betere troeven in handen dan de tram, en zeker dan de bus.
Speedpedelec
Uit FietsDNA, een tweejaarlijkse survey van Fietsberaad Vlaanderen, blijkt dat maar drie op de tien Vlamingen de combinatie ‘openbaar vervoer + fiets’ een valabele optie vinden. (In Nederland komen zes op de tien treingebruikers met de fiets naar het station.) In Vlaanderen ligt vooral het cijfer voor het autogebruik nog erg hoog. De doelstelling die de Vlaamse regering vooropstelt (maximaal 60 procent van de dagelijkse autoverplaatsingen met de auto tegen 2030), blijkt zowel in Nederland, Denemarken als Duitsland al gehaald. In Vlaanderen lijkt ze, rekening houdend met de terugval van het stedelijke en regionale openbaar vervoer, verder af dan enkele jaren geleden.
Voor veel korte verplaatsingen is de fiets vandaag een ingeburgerde optie. Op de wat langere afstand maakt de elektrische fiets mee het verschil. En een specifieke groep op de speedpedelec levert ook haar bijdrage voor nog langere verplaatsingen. De fiets neemt het daar over van de auto, zoals de bedoeling was.
Als we nog beter willen doen, moet wie de voorkeur geeft aan de fiets voor die langere verplaatsingen, nog meer kunnen rekenen op het openbaar vervoer. Dat vraagt niet alleen veilige en nette fietsstallingen, ook de frequentie (het aantal per uur) en de amplitude (de eerste en de laatste rit) van het openbaar vervoer moeten daarvoor sterk worden uitgebreid.
Het openbaar vervoer is geëvolueerd tot vervoer voor mensen die geen andere keuze hebben. 90 procent van de tram- of busgebruikers heeft geen auto ter beschikking of heeft geen rijbewijs op het ogenblik dat ze het openbaar vervoer gebruiken. Ze zijn dus wat in vaktermen ‘captive reizigers’ genoemd wordt, en geen keuzereizigers. Meer dan de helft van de Vlamingen wil momenteel niet overwegen om over te schakelen naar openbaar vervoer. Het stedelijke en
Het openbaar vervoer is geëvolueerd tot vervoer voor mensen die geen andere keuze hebben. We beschouwen het te weinig als een dienst aan ons allen, met tal van voordelen