Blauwe premier erkent grenzen van de markt
Het paleis van Versailles biedt vandaag en morgen onderdak aan een top van Europese staatsen regeringsleiders. De grandeur van de locatie is al even adembenemend als de inzet van de besprekingen. Want er staat het een en ander op het spel. Het is lang geleden dat het Europese landencollectief nog zo fel in de schijnwerpers stond als nu. Als de Russische president Vladimir Poetin al ergens in is geslaagd, dan in de herontdekking van het besef dat de Europese landen alleen gezamenlijk een antwoord kunnen bieden op een crisis als deze.
De focus in Versailles zal onder meer liggen op de vraag hoe de energieconsumptie van de Europeanen betaalbaar gehouden kan worden. Daarbij worden stoutmoedige stellingnames niet geschuwd. Een van de ideeën is om de marktwerking op de gasmarkt gedeeltelijk aan banden te leggen. In sommige lidstaten, waaronder België, is het besef gegroeid dat het fout kan lopen als de marktparticipanten volledig de vrije hand krijgen. De gasprijzen zijn tot een onhoudbaar niveau gestegen. De prijsopstoot van vorig jaar was al reden tot ongerustheid, maar werd overtroffen door de situatie van de laatste dagen. Gasrekeningen van duizenden euro’s zijn voor gezinnen onbetaalbaar en voor politici onverkoopbaar.
Die vaststelling doen is relatief eenvoudig, maar uitzoeken hoe het anders kan, is heel wat lastiger. Een systeem bedenken om de excessen weg te werken kan zijn verdiensten hebben, en in veel landen werd daar de afgelopen dagen al hardop over nagedacht. Een prijsplafond is een van de voorstellen die op tafel liggen. Om te voorkomen dat de leveranciers er hun broek aan scheuren, zou het plafond ook voor de producenten moeten gelden. Maar de economische geschiedenis leert dat dergelijke ingrepen niet zelden ongewenste effecten hebben, zoals tekorten of rantsoeneringen.
Politici lijken hoe dan ook vastbesloten om het heft in handen te nemen en de scherpste kanten van de ongrijpbare markten af te vijlen. Dat op zich is al een keerpunt voor de Unie, die ontstaan is vanuit een diep geloof in de marktwerking. Maar de omstandigheden zijn anders dan ze decennialang geweest zijn. Ze vragen om nieuwe concepten. Strategische autonomie, zoals het nieuwe ordewoord luidt, laat zich lastig combineren met een al te liberale zienswijze. Daar raken zelfs diepblauwe regeringsleiders van overtuigd. Zoals die van België. Dit is het moment voor politieke lenigheid, niet voor onwrikbare dogmatiek.
Politici lijken vastbesloten om de scherpste kanten van de ongrijpbare markten af te vijlen