Poetin is Stalin noch Hitler
Als je Poetin met een dictator uit het verleden wilt vergelijken, dan met Benito Mussolini, schrijft Stefaan Marteel. Stalin en Hitler werden gedreven door (verknipte) ideologie. Poetin is het, net als Mussolini, om de macht te doen.
Sinds de invasie van Oekraïne worden vaak vergelijkingen gemaakt tussen Vladimir Poetin en oorlogszuchtige, dictatoriale heersers uit het verleden. Daarbij duiken het vaakst de namen op van Jozef Stalin en Adolf Hitler. De vergelijking met die totalitaire heersers is interessant, maar legt vooral grote verschillen bloot.
Poetin wordt duidelijk gedreven door nostalgie naar het ‘Sovjetimperium’ waarvan Stalin de architect was. De Russische president heeft het opbreken van de Sovjet-Unie ‘de grootste geopolitieke catastrofe van de twintigste eeuw’ genoemd en doet pogingen om het blazoen van Stalin op te poetsen. Stalin belichaamt de Grote Vaderlandse Oorlog die weer het referentiekader vormt voor het Kremlin (zie het taalgebruik over ‘denazificatie’ van Oekraïne). Er valt ook een parallel te trekken tussen het huidige Russische regime en de stalinistische Sovjet-Unie in de wijze waarop de staat belangrijker wordt geacht dan de onderdanen, zoals historicus Wim Coudenys in deze krant verduidelijkte (DS 8 januari): ‘Onder zijn bewind is het idee (weer) gegroeid dat Rusland alleen gedijt als een min of meer autoritair systeem dat “staat” heet.’
Stalin steunde in de eerste plaats op de ideeën van Marx, Engels, en Lenin, maar net de vraag wat de staat kon betekenen in de overgangsperiode van kapitalisme naar socialisme vormde in de marxistisch-leninistische filosofie een blinde vlek. Mede daardoor ontwikkelde Stalin zich geleidelijk aan tot despoot, zoals beschreven in de biografie door de Amerikaanse historicus Stephen Kotkin. Daarbij legde Stalin zich toe op de studie van autocratische heerschappij in de Russische geschiedenis en de wereldgeschiedenis. En zo reproduceerde de SovjetUnie, ondanks haar ideologische fundamenten, diepliggende historische patronen, wat ook vandaag het geval is met Poetins oligarchische regime. Zoals Hubert Smeets schreef (DS 7 maart): ‘Rusland kent van oudsher een staat met een centrale leiding aan de top en miljoenen onderdanen onderaan de piramide.’
Nazi’s en communisten
Poetin en Stalin zijn dus beiden exponenten van de Russische politieke geschiedenis. Maar toch is Poetin Stalin niet, en de verschillen tussen hun regimes vallen meer op dan de gelijkenissen. Sinds in de jaren 90 de Sovjetarchieven opengingen, waardoor het onderzoek naar het communisme nieuwe impulsen kreeg, kwam onomstotelijk vast te staan dat ‘communisten inderdaad communisten waren’, zoals Kotkin het formuleerde. Ze spraken niet alleen in het openbaar over de klassenstrijd, het proletariaat, de koelakken, de bourgeoisie en de wereldrevolutie, ze deden dat evengoed achter gesloten deuren. Het was geen rookgordijn, alleen bedoeld om een cynische machtspolitiek te verhullen. En dat gold bij uitstek voor Stalin, die de collectivisatie van de Russische landbouw op brutale wijze, en met miljoenen hongerdoden tot gevolg, doorzette vanuit de overtuiging dat een socialistisch regime nooit overeind zou kunnen blijven in een land waarin kapitaal en een vrije markt op grote schaal bleven voortbestaan.
Het communisme ging in Rusland en Europa roemloos ten onder in een geopolitieke tweestrijd met het kapitalisme. Wat overblijft, is wat we in de moderne geschiedenis een continuüm van nationaal-autocratische regimes kunnen noemen, van het bonapartisme na de Franse Revolutie tot machtshebbers als Orban en Poetin vandaag.
Laat die laatste zich dan eerder met Hitler dan met Stalin vergelijken? Onder meer Aleksandr Skorobogatov ziet hoe Poetin net als Hitler (DS 25 februari) Oekraïne ‘haat’ en andere landen hun bestaansrecht ontneemt. En Timothy Garton Ash schreef (DS maart) dat, waar de vergelijking met Hitler 77 jaar lang ‘een onverdedigbare hyperbool’ is gebleken, ze toegepast op Poetin vandaag voor het eerst treffend lijkt – ‘althans met de Hitler die in 1939 Polen binnenviel’.
Maar zoals onder anderen de Duitse politicoloog Jan-Werner Müller schreef in Wat is echte democratie?, ontbreekt het hedendaagse autoritair-populistische politici zoals Poetin, Orban of Trump aan allesomvattende wereldbeelden. De grootRussische, neo-imperialistische machtspolitiek van Poetin, hoe erg ook, is van een andere orde dan Hitlers plannen voor de verovering van onmetelijke gebieden in het Oosten als ‘levensruimte’ voor het Duitse volk, voor de vernietiging van het Europese Jodendom, en uiteindelijk voor werelddominantie, allemaal voortkomend uit een pseudo-darwinistisch wereldbeeld. Het wekt de hoop op dat Poetin nooit nucleaire wapens zal gebruiken, wat Hitler zonder verpinken zou hebben gedaan.
Mussolini en angst
Als we de autocratische figuren van vandaag beter willen begrijpen, dan moeten we volgens sommige historici vergelijken met Hitlers belangrijkste bondgenoot, de Italiaanse fascistische leider Benito Mussolini. Terwijl ideologie centraal stond in het Derde Rijk, speelden Mussolini’s fascistische ideeën, hoewel hij meer een intellectueel was dan Hitler, nauwelijks een rol in zijn beleid. Zoals de Australische historicus Richard Bosworth het heeft verwoord in Mussolini and the eclipse of Italian fascism, was het ideeëngoed niet zozeer bedoeld om ‘Italianen tot nieuwe mannen en vrouwen te smeden, dan om een geloofwaardige ideologische rechtvaardiging te geven’ voor de machtsgreep. Op de gehechtheid van de Italianen aan hun religie, op het regionalisme en op het diepgewortelde cliëntelisme had het fascisme geen impact.
Typisch voor Mussolini waren de theatrale speeches die hij gaf vanaf het balkon van het Palazzo Venezia. ‘Gepalaver’, aldus Bosworth, bedoeld om te misleiden en om het eigen falen op allerlei domeinen te verbloemen. Uiteindelijk wierp Mussolini zich op oorlogsavonturen in Ethiopië, Albanië, Joegoslavië en Griekenland, in de hoop de Italianen alsnog duurzaam aan zijn regime en hemzelf te binden, en vanuit een vaag verlangen naar herstel van het Romeinse Rijk. Poetins besluit om een annexatieoorlog tegen Oekraïne te beginnen, zo ‘laat’ in zijn carrière als despoot, lijkt hiermee vergelijkbaar.
Het gebrek aan ideologisch houvast en totalitaire controle over de samenleving – wat Hitler en Stalin wel hadden – is ook de oorzaak van een ander kenmerk van autocratische regimes: de angst. Het simpele bestaan van ons liberaal-democratisch systeem, dat laat zien hoe vrijheid in de praktijk kan werken, vormt voor moderne autocraten de grootste bedreiging.
Ook daar ligt mogelijk een verklaring voor Poetins agressie tegenover Oekraïne, aangezien het succes van een grote voormalige Sovjetrepubliek als liberale democratie een belangrijke inspiratiebron kan vormen voor de Russische bevolking.
De angst die autocraten achtervolgt, is overigens historisch gerechtvaardigd. Zoals Bosworth in zijn boek besluit, is de kans altijd reëel dat ze de weg van Mussolini volgen – naar ‘bitter falen, verwerping door hen die uiteindelijk inzien dat hun regime op leugens berustte, en een zielige dood’.
Mussolini stortte zich in oorlogsavonturen in Ethiopië, Albanië, Joegoslavië en Griekenland, in de hoop de Italianen aan zich te binden