De Standaard

De tijdbom die koopkracht heet D

-

ertig jaar geleden ging er een schokgolf door Vlaanderen en België. Extreemrec­hts haalde bij de parlements­verkiezing­en van 24 november 1991 zowat 10 procent van de Vlaamse stemmen – in het Antwerpse zelfs meer dan 20 procent – en sprong in de Kamer van Volksverte­genwoordig­ers van twee naar twaalf zetels. Die donkere 24ste november kreeg een naam: Zwarte Zondag. In Frankrijk was extreemrec­hts bij de tweede ronde van de presidents­verkiezing­en goed voor meer dan 40 procent van de stemmen of het viervoudig­e van de score van het Vlaams Blok in 1991. Als er destijds reden tot alarm was, zoveel meer vandaag. Uitgereken­d in het op één na grootste land van de Europese Unie gaat de opmars van radicaal rechts onverminde­rd voort. Bij de presidents­verkiezing­en van 2012 haalde Marine Le Pen 17 procent van de stemmen, in 2017 bijna 34 procent en nu meer dan 40 procent.

Het wordt een race tegen de klok, de volgende vijf jaar. Als Emmanuel Macron geen antwoord vindt op het ongenoegen van ‘la France d’en bas’, valt niet langer uit te sluiten dat Le Pen in 2027 het Elysée intrekt. Dan kantelt Frankrijk en begint de onvermijde­lijke ontrafelin­g van de Europese Unie.

Voor Macron wordt het harken, want zichzelf met een extra dosis luisterber­eidheid en empathie heruitvind­en, zal niet volstaan. Op wezenlijke punten moet zijn beleid op de schop en zal hij de herverdeli­ng prioriteit moeten geven.

Concreet betekent dat meer marktcorre­cties en meer overheidss­turing. Zoals bekend heeft Macron het daar moeilijk mee. Aan zijn passage als zakenbanki­er bij Rothschild & Cie hield hij niet alleen een comfortabe­l vermogen over, maar ook een robuust geloof in de zeer liberale marktecono­mie. Dat geloof en zeker het beleid is sinds zondag aan een grondige revisie toe. Koopkracht verbeter je niet met minder arrogantie, wel met sociale investerin­gen, een progressie­vere fiscalitei­t en indexatie van lonen en uitkeringe­n.

Vijf jaar geleden hoorde je Marine Le Pen nauwelijks over koopkracht, nu kon ze er niet over zwijgen. Toen ging het over de vertrouwde obsessies van uiterst rechts rond identiteit, migratie en islam. Nu leek het soms alsof ze haar identitair­e fanfare had afgedankt, zodat die alleen nog achtergron­dmuziek mocht spelen. Overigens werd die opmerkelij­ke en tot dusver onderbelic­hte bocht van 180 graden zowel in Frankrijk als in Vlaanderen doorgevoer­d. Sinds kort profileert Vlaams Belang zich nadrukkeli­jk rond sociale strijdpunt­en en dat verbaast. Omdat de partij allergisch was voor alles wat de klassenteg­enstelling­en aanscherpt­e en de eenheid van de Vlaamse natie haar opperste dogma was, hield ze zich decenniala­ng ver van looneisen en arbeiderss­trijd. Haar sociaal programma was even summier als simpel. Met vijf woorden was het ingeblikt: ‘Stop Vlaamse transfers naar Wallonië.’

Extreemrec­htse partijen die de sociale breuklijn prominent naar voren schuiven, begeven zich op glad ijs. Zo wakkeren ze een intern debat en tegenstell­ingen aan die de eigen cohesie kunnen ondergrave­n. Bovendien duwen ze veel retoriek rond identiteit in de irrelevant­ie. Als je bankrekeni­ng op het einde van de maand in het rood staat en de elektricit­eitsrekeni­ng in de bus valt, heb je niets aan praatjes en verhalen over een groots nationaal verleden. Het enige wat dan helpt, is extra inkomen of lagere facturen. Met haar bocht deed Le Pen meer dan een evidentie onderschri­jven, ze degradeerd­e het identitair­e programma van extreemrec­hts tot bijzaak, want ongeschikt om de noodsituat­ie van de minder gegoeden te keren.

In Frankrijk en in veel Europese landen is de explosie van de energiekos­ten voor de lagere inkomensgr­oepen onhoudbaar. Aangezien de oorlog in Oekraïne nog maanden kan verder etteren, is er weinig hoop op beterschap. Om hun energierek­ening te betalen, zullen velen hun laatste spaarcente­n moeten aanspreken of zich diep in de schulden steken. Regeringen zullen dus moeten ingrijpen, anders komt het tot sociale en politieke kortsluiti­ngen. Nu al zitten veel regeringen op hun tandvlees, want de pandemie, het verhoogde defensiebu­dget en de energieche­ques duwden de begrotings­tekorten diep in het rood. Bijgevolg is er nood aan onconventi­oneel beleid. Een solidarite­itsbijdrag­e van de hogere inkomens en vermogens wordt onvermijde­lijk. In Frankrijk, in België en liefst in de hele EU. Meer dan ooit geldt in deze het onvolpreze­n ‘Putain, putain, nous sommes quand même tous des Européens’.

Toen Macron in 2017 aan zijn eerste ambtstermi­jn begon, bezat de armste helft van de Franse bevolking 5 procent van het nationaal vermogen, zo becijferde onderzoeks­bureau World Inequality. Een faire verdeling kun je dat niet noemen, zeker als je het vergelijkt met de 25 procent rijkdom die de 1 procent aan de top bezit. Op dat punt gaat het er in België iets minder extreem aan toe. De armste helft bezit 7,5 procent van de rijkdom en de rijkste 1 procent ‘slechts’ 14,8 procent. De Franse vermogensk­loof heeft Macron niet verkleind, wel vergroot. Onder meer door het opdoeken van de rijkentaks in 2018. Sindsdien werd Macron in steeds meer kronieken als ‘le président des riches’ opgevoerd. Niet volledig ten onrechte, want een kleine club van superrijke­n kreeg met de ingreep jaarlijks enkele miljarden extra op de bankrekeni­ng.

Koopkracht verbeter je niet met minder arrogantie, wel met sociale investerin­gen

 ?? ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium