Het zijn allemaal kinderen van hun tijd
Het gaat niet over Johan Derksen en zijn kaars, schrijft Sarah Meuleman. Het gaat over de spelregels die hij als jongetje kreeg aangeleerd.
Ik open mijn ogen. Ik voel me misselijk, mijn hoofd bonst. Ik ben naakt. Ik probeer te bewegen, maar voel dat iets tussen mijn dijen me weerhoudt. Iets knelt. Mijn hand tast tussen mijn benen, ik voel een gladde staaf. Ik trek een kaars uit mijn vagina.
Zo zou het gegaan kunnen zijn toen een naamloze vrouw jaren geleden wakker werd na haar nacht met de toen 22-jarige Johan Derksen, een gebeurtenis die de oud-voetballer en sportcommentator dinsdag enigszins laconiek in een televisieprogramma opdiste (DS 28 april). Ik kan niet in haar hoofd kijken, niet weten wat haar gedachten of gevoelens waren toen ze ontdekte dat tijdens haar slaap een kaars in haar vagina was gedrukt (of rechtop gezet, want het verhaal past zich razendsnel aan). Ze moet gehuiverd hebben, misschien smeet ze de kaars tegen de muur. Ze moet zich geschonden hebben gevoeld, gebruikt.
Dat iemand een seksueel samenzijn met zo’n vernederende handeling afsluit, lijkt onbegrijpelijk. En toch is het juist van het grootste belang om Derksens handeling te begrijpen. Het is verleidelijk om zijn daad weg te zetten als buitenissig en idioot. Maar wat als we Derksens actie niet als een exces beschouwen?
Waarom denkt een man dat hij een nacht met een vrouw kan afsluiten door een kaars in haar vagina te drukken? Waarom ziet hij zoiets als een onschuldige grap? En, misschien nog wel de interessantste vraag, waarom denkt hij dit verhaal jaren later luchtigjes te kunnen opdissen op primetime televisie, zonder gevolgen? Dat Derksen totaal niet besefte dat je zoiets niet gezellig als een staaltje van jeugdige branie kunt brengen, zegt alles. Het bewijst hoezeer hij het recht aan zijn kant dacht te hebben en hoezeer hij geloofde in de onschuldige aard van zijn daden.
Makkelijke grap
Aanvankelijk kreeg hij gelijk. De tafelgasten lachten er in de uitzending hartelijk om. Pas in tweede instantie barstte de bom. Na een paar ongemakkelijke bokkensprongen ging Derksen ermee akkoord zich toch te verontschuldigen. Daarmee leek de kwestie afgedaan. Tafeldame Roos Schlikker weigerde nog langer aan het programma mee te werken, vrouwen uit de media reageerden verbolgen, maar Derksen lijkt voorlopig gewoon te blijven zitten waar hij zit, bij Talpa, het mediabedrijf van John De Mol. Hij wordt beschermd door een cultuur die veel groter en machtiger is dan een anekdote met een nachtkaars. Want deze kwestie draait helemaal niet om Johan Derksen. Net zoals ze destijds niet draaide om Jeroen Rietbergen of Marc Overmars, om Johnny en John de Mol of Harvey Weinstein.
Die mannen zijn stuk voor stuk onderdeel van een systeem met spelregels die ze als jongetje hebben aangeleerd. Ze zijn kinderen van hun tijd. Voortbrengselen (niet eens exponenten) van een cultuur waarin grensoverschrijdend gedrag tegen vrouwen wordt gedoogd en een makkelijke grap kan zijn. We doen allemaal weleens stomme dingen, toch?
Ik wil hun daden geenszins goedpraten, maar ik wil ze begrijpen. Als mens, als vrouw. Omdat ik geloof dat daar de oplossing schuilt. Niet in ‘wij tegen hen’ maar in het delen van een bewustzijn over een cultuur waarin we allemaal zijn grootgebracht. Pas als we die cultuur durven te bevragen en beschouwen, kunnen we beginnen haar weeffouten te herstellen. Daartoe is begrip nodig voor beide perspectieven.
Zure bitch
Natuurlijk moet Derksen van het scherm verdwijnen. Zo snel mogelijk. Maar daarmee is de onderliggende kwestie niet opgelost. Eigenlijk had Roos Schlikker juist nú als tafeldame in het programma moeten aanblijven om zich uit te spreken. In vrijheid. De vraag is of ze die vrijheid had gekregen in het Talpa-bastion waar het ouwejongens-krentenbrood-gehalte pijnlijk onaantastbaar lijkt.
Uiteindelijk is het geen kwestie van
Voor de anonieme vrouw worden de vernedering en de pijn nog maar eens opgerakeld. Ik hoop dat ze haar stem laat gelden
wát er gezegd wordt, maar van wat er kán worden gezegd worden in een cultuur. Het is een kwestie van discours. Welke uitspraken worden gedoogd? En wat voor grappen vinden we leuk? René van der Gijp omschreef de anekdote van zijn collega als ‘zo’n verhaal dat je op een verjaardag hoort en waar je dan over grapt’. Maar een grap is een gevaarlijk wapen. Ik heb seksistische humor altijd ervaren als een catch 22: als je protesteert, ben je een zure bitch en heb je geen gevoel voor humor. Als je zwijgt, word je geaccepteerd, maar werk je mee aan het seksisme. Niemand wil worden weggezet. Ik heb te vaak gezwegen.
Wat de commotie rond Derksen aantoont, is dat er na decennia gedoogd seksisme en meer dan een eeuw na de eerste feministische golf, eindelijk verschuivingen plaatsvinden. Dat we op zijn minst zijn begonnen met af te tasten hoe een nieuwe taal, een nieuw discours zou kunnen klinken. Dat is winst.
Ondertussen kijkt de naamloze vrouw die de nacht met Derksen heeft doorgebracht ook televisie en hoort ze wat er in de media over haar geschreven wordt. Voor haar worden de vernedering en de pijn nog maar eens opgerakeld. Ik hoop dat ze haar stem laat gelden. Ze heeft geen naam, maar ze is alle vrouwen. En alle vrouwen zijn haar. Laten we praten!