‘Je kind straffen is soms nodig, maar slaan hoort daar niet bij’
Ouders horen grenzen te stellen in de opvoeding. Geweld hoort daar niet bij, zegt pedagoog Philippe Noens. ‘Laten we dat in het Burgerlijk Wetboek betonneren. Er is slechts vijf minuten politieke moed voor nodig.’
Wraakroepend noemt hij het. Dat we er als samenleving niet in slagen om kinderen en jongeren een geweldloze opvoeding te garanderen. Landen om ons heen namen dit al langer op in hun wetten. Bij ons verzandt het debat steevast in een wellesnietesdiscussie over de ‘pedagogische tik’. Pedagoog Philippe Noens is onderzoeker en docent aan het Kenniscentrum Gezinswetenschappen in Schaarbeek. Hij zegt: ‘Alle burgers hebben recht op fysieke integriteit. Waarom dan kinderen en jongeren het recht ontzeggen om gevrijwaard te blijven van alle opvoedgeweld? We hoeven er niet elke keer opnieuw over in debat te gaan.’
Misschien omdat, volgens een rondvraag van de hulporganisatie Defence for Children, de helft van de Belgische ouders zegt geen problemen te hebben met de ‘pedagogische tik’.
‘Wat versta je onder een pedagogische tik? Is het een tikje op de vingers om een peuter te beschermen tegen gevaar, of een oorveeg waar je wang uren van nazindert? Iedereen verstaat er iets anders onder. Dat is het lastige. Daarom spreken wij liever over een volstrekt geweldloze opvoeding. Het gaat ook over het vermijden van psychisch, verbaal en seksueel geweld. Het gaat in se om inclusie: net als ouderen en mensen met een beperking dienen kinderen hiertegen beschermd te worden. Stel dat het recht op een geweldloze opvoeding al in ons Burgerlijk Wetboek stond: niemand zou er zelfs maar aan denken om het te schrappen. We moeten streven naar een faire samenleving voor iedereen.’
Maar kan een eenmalige tik zoveel kwaad?
‘Er bestaat jammer genoeg geen wetenschappelijke eenduidigheid over. Een meerderheid ziet vooral de negatieve gevolgen. Sommige wetenschappers beweren dat kinderen er succesvoller van worden, omdat ze niet als “watjes” opgroeien. Anderen poneren dat het toegestaan is “binnen een liefdevolle context” en zolang de ouder dit niet impulsief doet. Je zou je kind eerst moeten waarschuwen en vervolgens moeten duidelijk maken waarom je hebt geslagen, en zeggen dat je het niet deed om hem of haar pijn te doen. Wat kun je als ouders aanvangen met zo’n advies? Het punt is dat wetenschap over opvoeding niet het laatste woord heeft. Of zo’n tik erbij hoort, maar vooral hoe we ouders op andere gedachten kunnen brengen, is meer een morele dan een wetenschappelijke vraag.’
U bent zelf vader van vier kinderen, en u pleit voor enige strengheid in de opvoeding. Er mag nog worden gestraft.
‘Ik verwijs naar het interessante inzicht van Philippe Meirieu dat je als opvoeder weerstand moet bieden. Onze kinderen spreken tegen, doen soms lastig, leggen onze adviezen naast zich neer. Dat is hun taak bij het opgroeien. Maar het is evengoed onze taak om daar tegenin te gaan. Om niet al hun verlangens in te willigen en om duidelijk te maken dat het in deze wereld niet over hun hoogstpersoonlijke zelfontplooiing gaat, maar over het leren samenleven. Niet opvoeden tot individualiteit, maar tot solidariteit. Daarom moet je als ouders soms grenzen afbakenen: tot hier en niet verder. Waar die grenzen liggen, zal bij elk gezin anders zijn, omdat ieder gezin andere zaken belangrijk vindt.’
U vindt het geen goed idee om kinderen karweitjes te laten doen als straf?
‘Opvoeden doen we in de eerste plaats door representatie: we presenteren ons voortdurend, zodra we met onze kinderen in dezelfde ruimte vertoeven. Hoe we in het leven staan, onze passies binnen en buiten het werk, onze vriendenkring: ze leren eruit, door het voorbeeld dat je geeft. Zelf werk ik veel op de laptop, maar ik betrek mijn kinderen bewust bij andere activiteiten: samen boodschappen doen, samen een fietsband proberen herstellen of samen hun zieke overgrootmoeder bezoeken. Dat zijn geen karweitjes. Dat is onderdeel van het dagelijkse leven. Net als afwassen, de tafel zetten of stofzuigen geen straffen maar “gewoon” onderdeel van het huishouden uitmaken. Iedereen moet daar zijn steentje aan willen bijdragen.’
Hoe dan wel ‘weerstand bieden’?
‘Ik zou het omschrijven als ongemak veroorzaken. Je kunt je kinderen niet dwingen om iets te doen of te laten, maar je kunt wel de condities scheppen waarbij ze zich afvragen of het niet beter is om hun gedrag of houding bij te stellen – zodat het ongemak verdwijnt. Kinderen begrijpen best dat er consequenties volgen op hun acties. Je kunt zakgeld inhouden, of hen vroeger naar bed sturen. Bij oudere kinderen kan het lastig zijn omdat ze lang in verzet blijven gaan. Jonge kinderen zijn tegen de volgende avond al vergeten waarom ze vroeger naar bed moeten, en dan begint de discussie vaak opnieuw. Daar heb je als ouders niet altijd zin in, of je bent vermoeid. Ik zou zeggen: choose your battles.’
Het lijkt in tegenspraak met het voorgaande, maar u pleit er ook voor om kinderen ‘te laten begaan’.
‘Ouders hopen dat hun kind zo min mogelijk problemen zal ondervinden tijdens het opgroeien, maar problemen zijn eigen aan het leven. Je doet er geen goed aan om alle obstakels voor je kind te willen weghalen. Kinderen en jongeren moeten de ruimte krijgen om te experimenteren en te exploreren, en domme en minder domme dingen te doen. Het is een vergissing te denken dat we als ouders, als we het goed aanpakken, onze kinderen op weg zetten naar succes. Een succesvol leven, wat dat ook moge betekenen, is niet maakbaar. Vrienden, school en andere hebben ook veel invloed. Een groot deel van die weg moeten je kinderen hoe dan ook zelf bewandelen.’
‘Jammer dat de discussie over de “pedagogische tik” steeds in een welles-nietesdiscussie verzandt’
Philippe Noens, Mogen we wel nog straffen? Over de (on)zin van streng opvoeden, 192 blz., Owl Press