Waarom de maanvis en het vliegend hert klaar zijn voor primetime
In prentenboeken voor kinderen spelen vooral exotische dieren en huisdieren de hoofdrol. Inheemse fauna komt minder goed uit de verf. ‘De roep om meer diversiteit is een
De hond is met voorsprong het vaakst voorkomende personage in prentenboeken – gevolgd door de beer. Dat blijkt uit doorgedreven telwerk van Michiel Hooykaas van de universiteit van Leiden. Met Marloes Holierhoek en Joris Westerveld van de onderzoeksgroep Wetenschapscommunicatie en Maatschappij analyseerde hij 217 prijswinnende Nederlandstalige prentenboeken uitgegeven tussen 2010 en 2020 en hij identificeerde daarin meer dan 2.200 dieren.
Zoogdieren zijn in prentenboeken oververtegenwoordigd, leerde het onderzoek, en vooral exotische soorten, huisdieren en boerderijdieren krijgen hoofdrollen. Vogels en insecten spelen daarentegen vaak de tweede viool en zijn doorgaans niet als aparte soorten herkenbaar, rapporteren de onderzoekers in het vakblad Public Understanding of Science.
Michiel Hooykaas
‘Zoogdieren hebben in prentenboeken een streepje voor’, zegt Hooykaas. ‘Een tijger is een tijger, maar een merel of een koolmees is in een verhaal vaak gewoon een vogel.’
Charismatische exoten
Naast huisdieren en boerderijdieren komen exotische dieren zoals olifanten en leeuwen vaker in prentenboekverhalen voor dan inheemse soorten. Hooykaas vindt dat jammer. ‘Als een kind alleen maar charismatische exoten te zien krijgt, kan dat de indruk wekken dat natuur iets is van ver weg. Terwijl er vlakbij zoveel moois te zien valt.’
Ook noteerden de onderzoekers een haast systematische vermenselijking van dieren in kinderboeken: ze dragen kleren, eten menseneten en vertonen menselijk gedrag. Hooykaas: ‘Zo zagen we in een kinderboek een nijlpaard op een toiletbril zitten, maar niet, zoals in de natuur, zijn uitwerpselen in het rond slingeren.’
Prentenboeken moeten natuurlijk geen lesboeken worden, zegt Hooykaas. ‘Ze gaan over verbeelding, over een fantasiewereld, ze zijn niet bedoeld om kinderen over biodiversiteit te onderwijzen. Maar via boeken ontwikkelen kinderen wel een beeld van de werkelijkheid. Dat maakt het relevant om te weten welk beeld uit prentenboeken naar voren komt.’
‘Er is bijvoorbeeld ook onderzoek gedaan naar de representatie van mannen en vrouwen in kinderboeken, vanuit het idee: als vrouwelijke karakters altijd aan het aanrecht staan, geeft dat een scheef beeld van wat een meisje of jongen later zal worden of kan bereiken. En als kinderen alleen witte mensen zien, of nooit mensen in een rolstoel, dan helpt hen dat niet om een inclusief beeld te ontwikkelen. In die lijn zie ik ons onderzoek. Kinderen zijn gebaat bij een divers aanbod aan dieren, al is het maar om te zien welke wonderlijke variatie er bestaat en om aan te tonen dat niet alleen zoogdieren interessant zijn.’
Geen veredeld biologieboek
Hooykaas roept kinderboekenschrijvers daarom op om wat vaker inheemse diersoorten als hoofdrolspeler te kiezen, en illustratoren om dieren herkenbaarder en minder karikaturaal neer te zetten dan nu soms het geval is. ‘Het zou geweldig zijn als onze onderzoeksresultaten zouden inspireren tot de keuze van out of the box hoofdrolspelers.’
De Nederlandse illustratrice en prentenboekenmaakster Annemarie van Haeringen is maar matig gecharmeerd door de suggestie van Hooykaas. ‘Een prentenboek is voor mij geen veredeld biologieboek. Als de tekst erom vraagt, kunnen tekeningen uiteraard wel realistisch zijn. In mijn boek Ossip en de onverwachte reis komt bijvoorbeeld een natuurgetrouwe naaktslak voor, en ook in De tuin van de walvis van Toon Tellegen zijn de illustraties realistisch, al heeft de krekel daar een jas aan. Maar prentenboeken zijn geen
educatieve middelen. Ze zijn er om van te genieten, net zoals je kunt genieten van muziek, een film of een schilderij.’
Klaas Verplancke is prentenboekenschrijver en illustrator van onder meer kinderboeken. Hij vindt dat het voor elke kinderboekenmaker een morele plicht én een goede raad is om alle clichés te vermijden. ‘Dus niet alleen bij de keuze van dieren.’
Zelf voerde Verplancke in zijn jongste boek De gouden schaar ongewone dierenpersonages op, zoals een maanvis en een walvis. ‘Dat was niet opvoedkundig bedoeld. De dieren pasten gewoon perfect in het verhaal, dat gaat over een koning die een kappersbeurt nodig heeft.’
Nek van de giraf
Verplancke begrijpt Hooykaas’ pleidooi voor meer biologische verscheidenheid, zegt hij. ‘Illustratoren letten vandaag ook al op verscheidenheid bij menselijke personages: een evenwicht tussen mannen en vrouwen en mensen met een verschillende huidskleur. Dus waarom zouden we in dierenverhalen altijd weer een leeuw of een giraf als personage kiezen?’
‘Wat dat betreft zie ik de oproep van Hooykaas als een sign o’ the times, waarbij ik me kan aansluiten. Aan de andere kant interpreteren illustratoren de realiteit. Ze vergroten eigenschappen van dieren uit. Dat lukt met de nek van een giraf net iets beter dan met de vleugels van een bromvlieg.’
Hooykaas, zelf vader van een peuter en een kleuter en in het bezit van een goedgevulde kinderboekenplank, kan daar helemaal inkomen. ‘Illustratoren en prentenboekenschrijvers hebben niet de plicht om kinderen mee te voeren naar de werkelijkheid. Maar ik gooi graag een balletje op voor wat herkenbaarheid zo hier en daar. Het gebeurt ook al. In Een afspraakje in het bos van Sylvia Van den Heede en Benjamin Leroy is een vliegend hert (een keversoort, red. ) een dragend personage. Verrassend, omdat ongewervelde dieren maar zelden een belangrijke rol krijgen toebedeeld in een prentenboek.’
‘In een prentenboek is een tijger een maar een merel of een koolmees zijn vaak gewoon een
Universiteit van Leiden