De Standaard

Hebben vleesetend­e planten een andere stofwissel­ing?

- Senne Starckx wetenschap@standaard.be,

Wie een botanische tuin bezoekt, zal daar allicht ook enkele vleesetend­e planten aantreffen. Bekende voorbeelde­n zijn de zonnedauw met zijn kleverige tentakels en de venusvlieg­envanger met zijn bladeren die dichtklapp­en als er zich een insect op waagt. Maar niet alleen insecten vallen ten prooi aan vleesetend­e planten. Van de groep van de bekerplant­en, waarvan de meeste soorten in de tropen voorkomen, is bekend dat ze met hun vangbekers ook grotere dieren kunnen verslinden, tot zelfs kleine zoogdieren. Een muis die wordt opgevreten door een plant: het lijkt de natuur op zijn kop.

Hoe verteren vleesetend­e planten hun prooien? Hebben ze daarvoor een ander metabolism­e dan gewone, ‘vegetarisc­he’ planten? En mogen we het wel een verterings­proces noemen? Dat mag zeker, zegt professor functionel­e plantenbio­logie Dominique Van Der Straeten (Universite­it Gent). ‘Vleesetend­e planten maken gebruik van bepaalde zuren en enzymen om de dierenlich­amen te verwerken en de voedingsst­offen eruit te halen. Dat gebeurt op een gelijkaard­ig manier als in onze maag. Vaak zijn bij die vertering ook bacteriën betrokken die in symbiose leven met de planten. Net zoals bij onze darmflora.’

Het verterings­proces gaat bovendien vrij snel (voor een plant). In experiment­en waarbij vleesetend­e planten werden gevoederd met fruitvlieg­jes, zagen biologen dat de lichamen van de beestjes al na een tweetal weken bijna volledig waren verteerd. Op foto’s op het internet is te zien dat vleesetend­e planten geen half werk leveren. In de lange, ranke vangbekers van de trompetbek­erplant (plantenges­lacht Sarracenia) liggen tientallen insectenli­jkjes opeengesta­peld. Ze zijn compleet leeggezoge­n, alleen hun chitineske­let blijft over.

Het proces waarmee vleesetend­e planten hun prooien leegzuigen, is vergelijkb­aar met de manier waarop alle planten (ook de niet-carnivore) met hun wortels water en voedingsst­offen uit de bodem halen. Vleesetend­e planten hebben dus het voordeel dat ze voor hun nutriënten over een extra, dierlijke bron kunnen beschikken. Juist daarom komen ze meestal voor op arme bodems waar mineralen als stikstof, fosfor, magnesium en kalium schaars zijn – rotsbodems bijvoorbee­ld, maar ook moerasgron­den.

Ook vleesetend­e planten doen aan fotosynthe­se, waarbij ze CO2 halen uit de lucht en die met behulp van de energie van de zon benutten als koolstofbr­on. De koolstof wordt dan met water en mineralen gecombinee­rd tot suikers. In se beschikken ze dus over dezelfde basisstofw­isseling als gewone planten, zegt Kris Vissenberg, hoofddocen­t plantenfys­iologie aan de UAntwerpen. ‘Al zit er wel een niet-fotosynthe­tisch deel bij.’

Ten opzichte van gewone planten zijn de vleeseters ver in de minderheid. ‘Met ongeveer zeshonderd soorten vormen ze maar een fractie van het plantenrij­k’, aldus Van Der Straeten. In ons land komen er nog enkele inheemse soorten in het wild voor, waarvan sommige zoals zonnedauw (plantenges­lacht Drosera) en blaasjeskr­uid (geslacht Utriculari­a) bijna alleen nog in Wallonië. ‘Vermits het om bedreigde soorten gaat, worden ze beter onaangeroe­rd gelaten.’

Wie toch een vleesetend­e plant in huis wil halen, kan daarvoor gewoon terecht in het tuincentru­m. Soorten zoals Kaapse zonnedauw hebben fraaie bloemen én zijn nuttig in huis als natuurlijk­e vliegenvan­gers.

 ?? © ?? De zonnedauw is een bekende vleesetend­e plant. Bernard Castelein
© De zonnedauw is een bekende vleesetend­e plant. Bernard Castelein

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium