Tranendal H
ij liep juichend weg, in extase, de handen achter de oren, uitdagend, richting het Brugse publiek dat naar een zekere waarschijnlijkheid volgend seizoen het zijne is. Door het dolle heen was Casper Nielsen met zijn strakke schot, de gelijkmaker die Union in de titelrace hield. Zijn rechtervoet had de gedoodverfde titelfavoriet het zwijgen opgelegd. Eindelijk was die dekselse Mignolet geklopt, eindelijk, op het einde van het vierde en laatste duel tussen beide teams, was Union erin geslaagd te scoren tegen Club Brugge.
Een minuut later velde de VAR het verdict: geen doelpunt, ergens in de opbouw was buitenspel geconstateerd. Niet dat de kijker thuis daar een sluitend beeld van kreeg, maar dat is een ander verhaal. Die beslissing was correct, voor zover dat uit de ultrakorte herhaling van de fase op te maken was. Maar eens te meer werd duidelijk wat er schort aan de VAR als systeem, aan wat voor een monsterlijke machine we het voetbal hebben overgeleverd, welk paard van Troje we hebben binnengesmokkeld in de sport. Tijdens de wedstrijd ontsnappen er geen Griekse krijgers maar wel rechtvaardige rechters uit, volgens de propaganda, en rechtvaardigheid, daar kan niemand op tegen zijn, toch? Wel, zelfs als dat het geval zou zijn (dat is het lang niet altijd, wordt elke speeldag wel meerdere keren bewezen), dan nog moeten we ons afvragen of het sop de kool waard is. En ook of – ja, ik schuw de grote woorden niet – de VAR ethisch wel correct is.
Voor Union in die slotfase in Brugge was de VAR willens nillens een verborgen camera, maar geen van de brave soort, waarmee situatiehumor wordt bedreven. Dat verklaarde het succes van Bananasplit ooit, op de Nederlandse televisie: als presentator Ralph Inbar in beeld kwam gelopen om de gebakken poets te openbaren, had hij niks te vrezen, de mop was mild, de bedotte was niet gesloopt, lachte al snel hartelijk mee, was erin getuind, akkoord, maar hij was ons allemaal, Elckerlyc, iedereen kon zich met hem vereenzelvigen, net omdat de humor zich niet in zijn ziel had geboord, maar ergens aan een universele oppervlakte bleef – die van de medemenselijkheid.
De VAR die eerst een ontiegelijk belangrijk doelpunt laat plaatsvinden, de vreugde-uitbarsting die daarvan het gevolg is laat uitrazen, en pas een dikke minuut later het doelpunt ongeldig verklaart, is wel een wreed foltertuig voor de psyche.
Waar gehakt wordt, vallen spaanders, zullen de voorstanders opwerpen, de VAR is geen candid camera, maar een candide: eentje die voor zuivering zorgt, de zonden van de voetbalsport blootlegt. Maar ten koste van wat? Het is alsof diezelfde Ralph Inbar voorbij een dakloze was gewandeld, kwansuis toevallig een loterijbiljet uit zijn jasje liet vallen, en dan filmde hoe de stakker in kwestie in de dichtstbijzijnde krantenwinkel eerst werd aangepraat dat hij de grote pot gewonnen had, toeters en bellen, felicitaties van de krantenboer erbovenop, om vervolgens, terwijl de tranen van vreugde over zijn met hardnekkige vuilkorsten bedekte gelaat meanderen, ruw uit zijn droom te worden gewekt: sorry meneer, ik werk voor een verborgencameraprogramma, haha, het was maar een grap, u was een fijne kandidaat, u huilt echt bijzonder telegeniek!
Exact dat deed de VAR met Casper Nielsen, in een perverse kettingreactie van beslissingen. Het begint bij de lijnrechter die uitdrukkelijk niet ingrijpt. De man is met handen en voeten aan de VAR gebonden, moet de actie laten passeren, nadien zal vanuit het VARcentrum in Tubize het verdict wel vallen over al dan niet buitenspel, je zal maar eens een geldige positie toch afvlaggen,
Door het dolle heen was Casper Nielsen met zijn strakke schot, de gelijkmaker die Union in de titelrace hield, zijn rechtervoet had de gedoodverfde titelfavoriet het zwijgen opgelegd