‘In de metro zijn we veilig, daarboven blijven ze schieten’ REPORTAGE
In het noordoosten van Oekraïne zijn de Russische soldaten uit de omgeving van Charkov verdreven. Maar veel burgers blijven toch het liefst in de kelders van hun stad. ‘Natuurlijk willen we hier niet weg, we zijn bang.’
De weg die naar Koetoezivka voert, is geplaveid met uitgebrande karkassen van Russische voertuigen. Op een afgelegen plek in het dorp ligt het lijk van een Russische soldaat. Zonder hoofd, zijn arm is een schraal bot. Het Rode Kruis, dat de lichamen van de gedode Russen ophaalt, heeft de man blijkbaar vergeten. In de theaterzaal van het dorp liggen laarzen, etensresten, dekens en dikke jassen; het was de basis van de Russische militairen.
De Oekraïense troepen hebben de Russen uit de omgeving van Charkov verdreven. De dorpen ten oosten van de stad zijn twee weken geleden heroverd. Koetoezivka, dat sinds 28 april bevrijd is, komt langzaam weer tot leven. Er scharrelen wat kippen rond, een luie, vuile hond ligt in de zon en enkele inwoners lopen verweesd door het dorp. Hun huizen zijn geplunderd, er is geen gas, water of elektriciteit. Het dorp was wekenlang bezet. ‘Eerst kwamen de separatisten van Donetsk en Loehansk, daarna zijn de Russen hier binnengetrokken’, vertellen Yuriy (45) en Nataliya (40) Leus. ‘Orki’s’, noemen ze de bezetters misprijzend, verwijzend naar de lelijke, agressieve monsters in de boeken van Tolkien.
De Oekraïense militairen laten journalisten mondjesmaat in het dorp toe. Volgens de persverantwoordelijke vallen er af en toe nog raketten op het dorp, want enkele kilometers verderop woedt de oorlog nog.
Velen zijn na de bevrijding van hun dorp onmiddellijk vertrokken, maar Yuriy en Nataliya blijven. Koetoezivka is hun thuis.
Kinderbedjes
Ze hebben zware maanden achter de rug. De bezetters eisten dat de
Oekraïners in hun huizen bleven. ‘Maar daar was het gevaarlijk, want de hele dag waren er schoten en vielen er raketten’, zegt Yuriy. De 150 dorpelingen beslisten om samen in de kelder van de kleuterschool te schuilen. Ze verhuisden vijftig kinderbedden naar de donkere, vochtige ruimte en spraken af dat ze om beurten in de amper 140 centimeter lange bedden konden slapen. De bedjes staan in twee rijen, bijna sponde tegen sponde. Op het einde van de
Yuriy Timtsjenko is alles kwijt. Op zijn gsm wijst hij op een foto een groot zwart gat aan in enkele verdiepingen van een flatgebouw: ‘Mijn huis.’
lange kelder verbergt een gordijn de ruimte erachter: een toilet voor 150 mensen.
Aan de andere kant is een provisoire keuken, die ze stiekem verlichtten met de energie van een generator die in de kelder van een buur stond. ‘Met een kleine schoffel hebben we voorzichtig een tunnel gegraven om de kabel tot hier te krijgen. Het moest geheim blijven, want anders zouden de “Orki’s” de generator aanslaan’, vertelt Yuriy. Velen werden ziek van het vieze water uit de waterput. Om de schaarse rantsoenen die iedereen van thuis had meegebracht te sparen, werd in de kelder maar één keer per dag gegeten: Yuriy is tien kilo kwijt, Nataliya zes.
Twee weken na de bevrijding, brengen vrijwilligers water en voedsel naar het dorp. De mensen die gebleven zijn, genieten van de buitenlucht. Maar in de kelder zitten enkele baboesjka’s overeind op de rand van hun bed. Zij komen niet naar buiten.
’s Avonds krijgen ze gezelschap van andere dorpelingen, die nog altijd in hun ondertussen vertrouwde kinderbedden komen slapen. Niemand denkt eraan om naar zijn woning te gaan. De groep kookt, eet en slaapt samen in de donkere kelder. Ook Nataliya en Yuriy, die gerust naar hun huis zouden kunnen terugkeren, want dat heeft niet geleden onder de raketten, slapen daar elke nacht. Ze hebben nog altijd schrik. ‘Elk moment kan er een raket op ons huis vallen’, zegt Nataliya.
Gehavende geraamtes
De stad Charkov is nooit echt bezet geweest, maar ze heeft wel een regen van raketten over zich gekregen. Vooral de voorstad Saltivka kreeg tot twee weken geleden de volle laag. Russisch vuur, zeggen de soldaten die sinds twee weken in de wijk patrouilleren. Alle flatgebouwen, waar tot 500.000 mensen woonden, zijn nu gehavende betonnen geraamtes. Glasresten in de kozijnen vormen venijnige tanden, kaduke plafonds hangen twee verdiepingen lager.
In Heroiv Pratsi, het metrostation in de buurt, staan een beker met tandenborstels, een voorraad pillen en een gele zeepdoos op de metalen ingangspoortjes. De laatste halte van de Saltivka-lijn is de huiskamer van zo’n driehonderd dakloze oorlogsslachtoffers. Ze wonen op de trappen en op het platform tussen twee groene metrostellen.
Yevdokiya (76) leeft al twee maanden ondergronds. Haar dunne matras rust op een tapijt boven twee paletten. Een dik karton weert de wind, die door de kieren van de metrodeuren waait.
Yuriy Timtjsenko is alles kwijt. Op zijn gsm wijst hij op een foto een groot zwart gat aan in enkele verdiepingen van een flatgebouw: ‘Mijn huis.’ De plastic sloffen, de vuile jas en de trui die hij aanheeft, heeft hij gekregen. Met zijn vrouw en twee kinderen woont hij al drie weken in station Heroiv Pratsi. Het is er koud, klam en vies. Er wordt veel gekucht en gerocheld.
Duidelijke tegenzin
Een van de komende dagen moeten de bewoners vertrekken. De burgemeester van Charkov, Ihor Terekhov, wil zijn stad doen herleven en de metro weer laten rijden. De oorlogsslachtoffers moeten naar opvangcentra verhuizen. Maar de plotse, doffe knallen in de verte, de klagende luchtalarmen en de rookpluimen aan de horizon zijn niet geruststellend. Veel mensen zijn bang om te vertrekken.
Op het perron melden de luidsprekers dat de mensen die naar Poltava willen vertrekken, zich moeten melden. Anderen kunnen naar de buitenwijken van Charkov verhuizen, naar slaapcomplexen waar vroeger fabrieksarbeiders of studenten overnachtten. Er is weinig enthousiasme in het station.
Het gezin van een vader, die alleen Oleg genoemd wil worden, pakt met duidelijke tegenzin enkele zakken in. Toen hun dorp drie maanden geleden door de Russen werd bezet, zijn ze naar Charkov gevlucht en hebben ze zich in de metro genesteld. ‘Natuurlijk willen we niet weg. Wij zijn bang. Daarboven schieten ze, hier in de metro voelen we ons veilig. Dit leven zijn we intussen gewoon.’
Om de schaarse rantsoenen die iedereen van thuis had meegebracht te sparen, werd in de kelder maar één keer per dag gegeten