Roep niet te snel ‘energiecrisis’
Uit een bevraging die we bij een representatief staal van Belgische gezinnen hebben gedaan, blijkt dat een modaal gezin 170 euro per maand spendeert aan elektriciteit en verwarming. Ik dacht dat het veel meer zou zijn.
Ik ben niet de enige. Toen ik mijn doorgaans goed geïnformeerde volgers op Twitter in een poll vroeg hoeveel de energiefactuur van een doorsneegezin volgens hen bedraagt, antwoordde amper 14 procent dat dat minder dan 200 euro per maand zou zijn; 46 procent denkt dat een modaal gezin minstens 300 euro betaalt en 13 procent zelfs meer dan 400 euro. Opvallend, want op de vraag hoeveel ze zelf betalen, antwoordde 51 procent van de volgers dat dat minder dan 200 euro per maand is, een percentage dat in de buurt komt van onze bevraging.
Perceptie en realiteit liggen mijlenver uit elkaar. Dat zou weleens het gevolg kunnen zijn van de informatie die we van de media krijgen. Onlangs stond in deze krant bijvoorbeeld dat een gezin gemiddeld 1.605 euro per jaar betaalt voor elektriciteit en 2.268 euro voor gas (DS 21 mei). Dat komt neer op een factuur van 322 euro per maand.
In januari, toen de federale regering onderhandelde over het energieakkoord, schreef De Standaard dat een verlaging van de btw op gas en stroom van 21 naar 6 procent een modaal gezin jaarlijks fikse korting kan opleveren (DS 20 januari). De bedragen die vermeld werden, kwamen overeen met een maandelijkse energiefactuur van meer dan 400 euro voor een modaal gezin. De cijfers kwamen van minister van Energie Tinne Van der Straeten (Groen). Uit onze bevraging blijkt dat slechts een op de twintig gezinnen vandaag zoveel betaalt, terwijl de energieprijzen zijn gestegen. De regering had blijkbaar ook geen flauw idee hoeveel gezinnen aan energie spenderen toen ze het energieakkoord afsloot.
Toegegeven: er wordt vaak expliciet verwezen naar de elektriciteit- en gasfactuur, terwijl er ook gezinnen zijn die met stookolie of vaste brandstoffen verwarmen, wat momenteel goedkoper is. Bij gebrek aan gegevens over de werkelijke facturen die gezinnen betalen, baseren de meeste journalisten zich op geafficheerde tarieven voor variabele of nieuwe gas- en elektriciteitscontracten. Het is belangrijk om te vermelden dat het voorlopig over een kleine minderheid gaat, en niet over het gemiddelde gezin. Veel gezinnen hebben nog steeds een vast contract met een lager tarief.
Een ander probleem is het gebruik van de tarieven die uit de zogenoemde V-test van de Vreg komen. Op basis van die cijfers werd in het VRT-journaal van 28 januari bijvoorbeeld geconcludeerd dat de energiefactuur van een gemiddeld gezin in een jaar tijd was gestegen van 125 naar meer dan 400 euro. Niet alleen bovenstaande nuances ontbraken: navraag leert dat die cijfers toen grotendeels gebaseerd waren op tarieffiches van nieuwe contracten met extreem hoge prijzen, die in de praktijk niet werden aangeboden of door niemand werden genomen. Volgens Statbel, het officiële Belgische statistiekbureau, was het gemiddelde commerciële gastarief voor een nieuw contract tijdens die periode bijvoorbeeld 50 procentpunt minder gestegen dan de gastarieven gepubliceerd door de Vreg.
Onderzoek heeft aangetoond dat het taalgebruik in de media een grote impact kan hebben op de economie. Zo blijkt het gebruik van het woord ‘recessie’ een zelfbevestigend effect te hebben. Hoe vaker het woord in de media opduikt, hoe pessimistischer gezinnen worden en hoe minder ze zullen consumeren. Alleen al aankondigen dat er officieel een recessie is, geeft het bbp een bijkomende klap van 0,6 procentpunt. Laat staan wat de gevolgen zijn als er voortdurend wordt verkondigd dat het crisis is, gestoffeerd met cijfers die mijlenver van de werkelijkheid liggen.
Het voorbije jaar was er in 257 artikels in De Standaard bijvoorbeeld sprake van een energiecrisis. Bij de twee vorige pieken van energieprijzen (2008 en 2010-2012) was dat respectievelijk 20 en 19 keer het geval. Geen wonder dat het vertrouwen klappen krijgt.
Het lijdt geen twijfel dat energieprijzen serieus zijn gestegen en dat sommige gezinnen een buitensporige factuur moeten torsen en geholpen moeten worden. Het is noodzakelijk om de problematiek van die gezinnen te duiden. Maar dat is geen reden om te veralgemenen door de cijfers te verpakken als die van een gemiddeld gezin. De perceptie die wordt gecreëerd, kan nefast zijn. Hoe meer er over een energiecrisis gesproken wordt, hoe groter de kans dat we effectief in een crisis terechtkomen.
Hoe vaker het woord ‘recessie’ in de media opduikt, hoe pessimistischer gezinnen worden en hoe minder ze zullen consumeren