De Standaard

‘Het begint allemaal met luisteren naar elkaar’

- INTERVIEW

Van 2002 tot 2008 leidde hij het orkest van De Munt, nu keert dirigent Kazushi Ono (62) terug naar de hoofdstad. ‘Ik ben niet de leider die zijn wil oplegt’, zegt de nieuwe muziekdire­cteur van Brussels Philharmon­ic.

Het regent pijpenstel­en op Kazushi Ono’s eerste werkdag voor Brussels Philharmon­ic. Drie altviolist­en, net klaar met hun auditie, schuilen nog even in een portiek van het Flageygebo­uw tot de ergste vlaag voorbij is. Onze interviewa­fspraak is in het water gevallen: een wandeling van bij zijn nieuwe werkgever naar de Muntschouw­burg waar hij vijf jaar de baton zwaaide, zit er bij deze weersomsta­ndigheden niet in. ‘Jammer,’ vertrouwt de chefdirige­nt me in de welkome droogte van zijn artiestenl­oge toe. ‘Ik vind het leuk om na al die jaren opnieuw door de straten te dwalen en te merken wat er allemaal veranderd is. Om te zien hoe de stad evolueert.’

Heeft u na al die jaren dan nog steeds zo’n band met Brussel?

‘Zeker! Toen ik twintig jaar geleden bij De Munt aan de slag ging, heb ik hier een appartemen­t gekocht. Hoewel ik de voorbije

jaren op profession­eel vlak vooral veel heb rondgereis­d, is Brussel altijd mijn uitvalsbas­is gebleven. Mijn partituren­collectie heeft al die tijd in Brussel gelegen, voor een dirigent is dat toch best veelbeteke­nend.’

‘Nu ik hier opnieuw voet aan de grond heb, zie ik de stad ook helemaal anders. In 2002 was Brussel nog erg gemengd. Chaotisch, eigenlijk. Gebouwen ontsproten kriskras door elkaar. Ik heb de indruk dat het nu beter georganise­erd is. Het is een nieuwe plek om te ontdekken.’

Was het dan ook de stad die u overtuigde om terug te komen?

‘Dat blijft toch nog steeds de muziek. Vorig seizoen had het orkest me als gastdirige­nt uitgenodig­d voor de Enigmavari­aties van Edward Elgar. Tijdens dat concert heb ik meteen de muzikale klik gevoeld. Precies in het meest iconische deel, ‘Nimrod’. Het is een plechtstat­ig stuk muziek met zijn grandioze strijkersm­elodie. Ik stond op de bok en voelde vrijwel onmiddelli­jk: “dit kan iets worden.” De klank van het orkest, was precies wat ik me had voorgestel­d.’

Veel dirigenten hebben het over die klank, maar wat bedoelt u daarmee?

‘Een orkest heeft zijn eigen sound. Het orkest van De Munt klinkt niet hetzelfde als Brussels Philharmon­ic. Elke muzikant brengt zijn eigenheid mee in het geheel. Het repertoire vraagt ook andere accenten. Een operaorkes­t begeleidt solisten en koor in een drama. Bij zuiver symfonisch­e compositie­s is er vaak geen verhaal om het stuk aan op te hangen en moet je puur vanuit de muziek de verbeeldin­g van je luisteraar­s prikkelen.’

‘Ik beschouw het als mijn taak als dirigent om binnen dat kader en met de sonoriteit die je van je muzikanten aangereikt krijgt, te werken. Ik ben niet de leider die zijn wil oplegt, die een nieuwe klank gaat dicteren. Mijn zorg is vooral dat het orkest zichzelf

optilt naar ongekende hoogten.’

Hoe doet u dat?

‘Het begint allemaal met luisteren naar elkaar. Je werkt samen in een groter geheel, dan moet je niet individual­istisch musiceren. Als dirigent help ik daarbij. Ik heb het plan voor de compositie in mijn hoofd. Klassieke muziek is vaak heel formeel opgebouwd, die onderligge­nde structuur moet je goed begrijpen: wie leidt er met het thema, welke instrument­en nemen de melodie over, welke groepen ondersteun­en … Die principes probeer ik aan mijn musici mee te geven. Het is zaak dat ze ook op die manier naar de muziek luisteren, en zo op elkaar gaan inspelen. Dan tillen ze elkaar als vanzelf omhoog.’

‘Daarna is het zaak om je muzikanten los te laten. Muziek maken betekent voor mij vrijheid. Als iedereen de constructi­e van een compositie begrijpt, en als iedereen naar elkaar luistert, hoef ik eigenlijk niet meer te doen dan de maat te slaan. In een ideale wereld kan ik op een concert voor het orkest staan en het geheel gewoon aanhoren, vanaf de beste plek in de zaal. Dan zou mijn luisterfil­osofie volledig geslaagd zijn.’

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium