Zelfportret in een beerput
Wildeman
Theater Malpertuis ★★★⭐⭐
Te zien in Aalst, SintNiklaas, Tielt, SintPieters-Woluwe, Knokke-Heist, Brasschaat, Antwerpen, Waregem, WezenbeekOppem en Bornem.
THEATER De monoloog Wildeman van Malpertuis en Jeroen Olyslaegers is van een ontroerende eenvoud.
Als zijn verhaal verteld is, wacht alleen nog het zwarte gat. Afrekenen en vertrekken. Nee, het is niet bepaald een hoopgevend perspectief waarmee de herbergier Beer, de ‘wildeman’ uit de titel, je naar huis stuurt.
Geef zijn personage maar eens ongelijk. Beer verloor drie vrouwen in het kraambed. Torst een joekel van een schuldcomplex tegenover zijn adoptiedochter. Maar een kruik drank is voor een herbergier dichterbij dan enige verlossing. Zie mij staan, foetert hij, een onnozelaar.
Jeroen Olyslaegers baseerde Wildeman op de succesroman Wildevrouw (2020), waarin diezelfde Beer je op zijn hoogstpersoonlijke melancholische toon gidst door het Antwerpen van de 16de eeuw. Maar een roman is geen monoloog van een goed uur. De sobere regie van Malpertuis-bezieler Piet Arfeuille lijkt daarom vooral in te zetten op de pijnscheuten uit Beers eigen verleden.
Zelfbeklag
Meestal lukt dat ook, dankzij de acteur die hem speelt: Bob De Moor. De voormalig artistiek leider van Malpertuis breit met deze solo een vervolg aan de inmiddels klassieke monoloog Olivetti 82 (1993) die hij bij het Tieltse theaterhuis maakte. De Moor vindt een bevlogenheid en een schurende diepte in het boeteverhaal van Beer, die alleen nog in verdriet en zelfbeklag kan wegkwijnen.
De lengte heeft ook haar beperkingen. Met deze beschouwer krijg je in de roman een unieke blik op enkele markante gebeurtenissen en kleurrijke figuren van het Antwerpen van Bruegel en de beeldenstorm. Via de wildeman, het carnavaleske personage waarin Beer elk jaar door de stad dwaalt, zie je het allemaal vanaf de eerste rij.
In de voorstelling krijg je minder vat op de wereld rondom Beer. Dat is jammer, maar Olyslaegers heeft ook aan enkele straffe beelden genoeg om een wereld in beweging te schetsen. Neem nu zijn beschrijving van de strenge winters: eerst initiëren die een volksfeest op de dichtgevroren Schelde, daarna slaat de ellende toe, die alleen de rijken nog de baas kunnen, en krijgen de onheilsprofeten vrij spel.
Het is in zulke pennentrekken dat je ook Beers ambiguïteit ziet, en die van de zieltogende stad om hem heen. Hij is de kroegbaas die het feest gaande wil houden, die er zelfs geld uit slaat. Maar hij is ook de binnenvetter die eraan ten onder gaat. Met De Moor heeft deze boeiende figuur een ontroerende belichaming gekregen.