De wonderjaren van Max Verstappen: ‘De helm was groter dan het manneke’
Oranje hoopt: zondag kan Max Verstappen zich in de GP van Singapore opnieuw tot wereldkampioen Formule 1 kronen. Maar hij woonde nooit in Nederland. Het was in België dat Verstappen zijn eerste bandensporen trok en de kneepjes van de Formule 1 leerde.
Foto’s van de allergrootsten uit de Formule 1 hangen aan de muur in het cafetaria. Buiten weerklinkt geknetter van motoren. Welkom in Karting Genk. De parking puilt uit met Duitse, Britse, Nederlandse, Tsjechische – en Belgische – nummerplaten. ‘Ook uit Japan of Amerika strijken ze hier neer’, zegt eigenaar Paul Lemmens. Allen zijn ze tuk op de – zo afficheert het circuit zich – Home of Champions. Michael Schumacher sliep destijds naast het circuit in een busje, om geen tijd te verliezen tussen de oefensessies. Jenson Button woonde een paar jaar thuis in bij Lemmens. –Lewis Hamilton, Sebastian Vettel, Kimi Räikkönen, … ze scheurden allen rond op het circuit in hun kart. ‘Maar het ronderecord staat nog altijd op naam van Max Verstappen.’ Voor de liefhebbers: 51,8 seconden, gemiddeld 97 kilometer per uur.
Lemmens toont een foto van een jongetje dat apetrots met Button op de foto staat. De kleine Max. ‘Zijn helm was haast groter dan het manneke zelf toen hij begon. Uren reed hij hier rond, duizenden rondjes, elk vrij ogenblik.’
Van ver moest hij niet komen. In hartje Maaseik, op minder dan een halfuur van het circuit, groeit Max Emilian Verstappen op. Zijn vader: Jos Verstappen, een van de vele Nederbelgen die is neergestreken langs de Belgische kant van de Maas, F1coureur. Zijn moeder: Sophie Kumpen, waar snelheid eveneens in de familie zit, via onder meer haar oom en rallycoureur Paul Kumpen en zijn zoon/autocoureur Anthony. Sophie Kumpen was zelf internationale top in karting. ‘De vonk tussen Jos en Sophie sloeg hier over, Jos reed in mijn GKS-kartingteam’, zegt Lemmens.
Vader Jos, die een F1-carrière uitbouwt, krijgt op een dag, in voorbereiding op een Grote Prijs, een telefoontje. Moeder Sophie – met een snikkende Max naast haar – van aan de rand van het kartingcircuit. Dat hij nu al, op z’n vierde, wil karten. Dat hij niet wil wachten tot zijn zesde, zoals papa en mama hem beloofden. Ze gaan overstag, mini-Max mag racen op een Puffo, topsneldig. heid 60 kilometer per uur.
‘Dat was een babykartje’, zegt Lemmens. ‘Over een vierjarige kun je nog niet veel zeggen, maar bij de mini’s (vanaf 10 jaar) of de juniors (12 jaar) zag je: Max wordt een heel grote. Bij veel van die kleine mannen rijdt de kart met hen in plaats van omgekeerd. Max had die volledig onder controle. Hoe hij zijn lijnen uitkoos, de bochten aansneed, iedere meter aftastte als het regende … Als anderen 6 meter nodig hadden om te remmen had hij er 5 noNa een paar ronden had hij minstens 20 meter voorsprong, dat is heel veel. Ik zie er hier enorm veel passeren. Ze denken allemaal dat ze Max zijn, ze dromen van de Formule 1. Maar zo makkelijk is dat niet.’
Spreekbeurt op de speelplaats
In Maaseik trekt Max na kleuterschool en basisschool naar de middelbare school Harlindis en Relindis, naar de patroonheiligen, nu Campus Mosa-RT. Op een dag staat Jos Verstappen daar, met in midden van de speelplaats de kart van Max. ‘We moesten in het eerste middelbaar een spreekbeurt geven’, zegt Seppe Purnot, die vanaf de kleuterschool tot het eerste middelbaar de klas deelde met Verstappen. ‘Max sprak over karting We mochten zijn kart bekijken terwijl hij er uitleg over gaf. Hij was toen wel vaker een tijdje weg van school om wedstrijden te doen. Dan volgde hij op afstand de lessen.’
Met ook dank aan het ‘busje van Jos’, van waaruit hij zijn huiswerk maakt. Jos Verstappen rijdt met de opgroeiende Max in een busje rond naar trainingen en wedstrijden, honderdduizenden kilometers. Al is het niet altijd even idyllisch. Als hij vijftien is, krijgt hij ruzie met zijn vader, omdat die vindt dat hij een wedstrijd makkelijk had moeten winnen. Onderweg van Napels zet Jos Max aan een tankstation uit het busje, mama mag hem komen halen. ‘Max heeft het niet makkelijk gehad’, zegt Lemmens. ‘Jos was geen gemakkelijke. Er werd heel wat afgediscussieerd hier naast het circuit. Jos liet hem bijvoorbeeld ook bij iets minder belangrijke wedstrijden helemaal achteraan starten, zodat hij leerde inhalen. Hij zat Max achter zijn veren. Die discipline was ook nodig, talent volstaat niet. Hij kon zich geen betere leermeester wensen. Hij heeft slechts 70 procent van zijn hersenen nodig om snel te rijden – de automatismen, de techniek, dat zit er allemaal in dankzij die talloze trainingen – terwijl iemand anders zich daar de volle 100 procent op focust. De andere 30 procent is om te analyseren, te anticiperen. Het blijft
‘Het ronderecord staat hier nog altijd op naam van Max Verstappen’ Paul Lemmens Uitbater Karting Genk
fenomenaal hoe snel hij doorgegroeide naar de Formule 1.’
Amper zeventien is hij bij zijn debuut in de Formule 1, de jongste ooit. Enkele jaren eerder is hij overgestapt van de middelbare school in Maaseik naar de topsportschool in het Nederlandse Sittard. Hij blijft in België wonen. Zijn ouders zijn inmiddels gescheiden. Hij trekt in bij zijn vader, tussendoor haalt hij in Bree zijn ‘echt’ rijbewijs. Tot hij naar Monaco verhuist.
Kaars branden
Mini-Max is inmiddels larger than life in de Formule 1. Voor elke Grote Prijs zal Sophie Kumpen niet van haar ritueel afwijken. In het bedevaartsoord in Heppeneert, een gehucht van Maaseik langs de boorden van de Maas, brandt ze voor elke race een kaars in de Sint-Gertrudiskerk. Discreet, ver weg van de brullende F1-bolides.
Daar niet zo heel ver vandaan zal de tv opstaan in de brasserie van Karting Genk. ‘Als hij opnieuw wereldkampioen wordt, wordt er hier weer een flesje ontkurkt’, zegt Lemmens. ‘Wij leven volop mee. Het is ongelooflijk wat hij in Nederland teweegbrengt. Maar Max is ook nog een kind van ons. Hij woonde hier, ging hier naar school. Hij kwam nog een paar keer langs. Of hij nu een Nederlander is of niet, dat maakt voor ons niets uit. Max is onze reserve-Belg.’ (lacht)