Meloni is het nieuwe normaal
Een fasciste is Giorgia Meloni niet, schrijft Ruud Goossens. Maar wie de volgende Italiaanse premier centrumrechts noemt, trekt de zaken wel danig op flessen.
In 2018 wist Fratelli d’Italia, de partij die afgelopen zondag met glans de Italiaanse verkiezingen won, een ferme Amerikaanse gast te strikken voor een zomerevenement. Steve Bannon was een wereldster
geworden als adviseur van Donald Trump. Hij probeerde ook in Europa een uiterst rechtse beweging van de grond te krijgen en zag wel wat in Giorgia Meloni. Meloni had nog geen electorale potten gebroken, ze leidde een partijtje van enkele procenten. Maar tegenover een journalist van The Guardian, die hem vergezelde op zijn Italiaanse trip, verklaarde Bannon waarom Fratelli d’Italia potentieel had. Hij verwees daarvoor naar de ‘Stelling van Bannon’: ‘You put a respectable face on rightwing populism, you get elected.’
Meloni bleek respectabel genoeg. Als er geen ongelukken gebeuren, wordt ze de eerste vrouwelijke premier van Italië. Het leidde ook in België en Vlaanderen tot verhitte discussies. Enkele panikerende progressieven zagen het fascisme al terugkeren in Rome. Aan de andere kant van het politieke spectrum steeg evenveel verontwaardiging op. Die richtte zich vooral op de media. Rik Torfs kon het niet verkroppen dat deze krant het winnende Meloni-blok, waartoe ook Silvio Berlusconi en Matteo Salvini behoren, als ‘rechts’ en niet als ‘centrumrechts’ omschreef. Ook Theo Francken wond zich op. ‘Rechts-conservatief’ of ‘centrumrechts’, dat zijn de enige woorden die volgens de N-VA’er bij Meloni passen.
Op veel andere plekken, zoals Duitsland of Groot-Brittannië, woedde precies dezelfde strijd om het juiste adjectief. Dat is niet zo gek. Het maakt duidelijk hoe weinig er in Europa nog overblijft van de Chinese Muur die centrumrechts en uiterst rechts tot diep in de jaren 90 scheidde. Dat zie je aan de figuur van Meloni zelf. Ze verpersoonlijkt, om de Britse journalist Jeremy Cliffe te citeren, de val van die scheidslijn. Meloni combineert hardline ideeën, zoals een zeeblokkade tegen migranten, met gematigder voorstellen die ook in de rest van conservatief Europa bon ton zijn. Je ziet het óók aan de milde reactie óp Meloni, bij figuren als Francken of Torfs. Die toont hoe mainstream uiterst rechts geworden is.
Aangebrand verleden
Meloni sleept nochtans een aangebrand verleden mee. Ze zei als tieneractiviste dat Benito Mussolini een ‘goed politicus’ was. Ze dweept al jaren met Viktor Orban, de premier die in Hongarije de democratie de nek omwringt. Toen Vladimir Poetin zich in 2018 nog eens liet verkiezen, noemde ze dat ‘de ondubbelzinnige wil van het Russische volk’. Ze speechte ook al een paar keer op een bijeenkomst van CPAC, een
uiterst rechtse club waar trumpiaans Amerika verbroedert met figuren als Tom Van Grieken. In Der Spiegel zei de Italiaanse schrijver Antonio Scurati vorige week dat Meloni ‘in een uiterst rechts milieu met een verborgen Mussolini-nostalgie is verankerd’.*
Maar toen haar populariteit de laatste jaren begon te stijgen, werkte Meloni – de Stelling van Bannon indachtig – aan een respectabeler gezicht. Ze noemde haar uitspraken over Mussolini een ‘jeugdzonde’ en zei dat het fascisme ‘iets van 70 jaar geleden’ was. In The Washington Post omschreef ze zich enkele weken geleden als ‘conservatief’. Ze schaarde zich achter Oekraïne. Ze twijfelt, in tegenstelling tot veel geestesgenoten in Europa, niet aan het nut van de Navo. Ze trok zelfs naar de Londense City om investeerders gerust te stellen.
Is er dan niets aan de hand? Dát nu ook weer niet. Meloni verspreidt, net als Filip Dewinter of Van Grieken, nog steeds omvolkingsonzin. Ze gelooft dat een internationale elite eropuit is om blank Europa te overladen met migranten. Ze vindt een zeeblokkade nog altijd een goed idee. Ze bereidt een offensief voor tegen lgtbi-Italianen. Ze weigert afscheid te nemen van de rood-witgroene vlam als partijlogo. Die vlam is het symbool van het naoorlogs Italiaans fascisme.
Van Grieken achterna
Je moet de zaken dus al danig op flessen trekken om Meloni, of haar coalitie, ‘centrumrechts’ te noemen. Dan ga je moedwillig voorbij aan haar problematische kanten. Meloni is niet fascistisch of extreemrechts, dat klopt. Ze wil de parlementaire democratie niet met geweld ondermijnen, zoals het Griekse
Gouden Dageraad.
Maar ze is wél radicaal-rechts. Ze heeft het gemunt op een paar fundamentele pijlers van de liberale democratie, zoals de rechten van minderheden. En ze is, net zoals veel andere radicaal-rechtse kopstukken, niet voor één gat te vangen. Ze is, zoals De Groene Amsterdammer onlangs schreef, ‘de diabolische bespeelster van veel registers tegelijk’.
Daar zijn wij natuurlijk goed mee vertrouwd in Vlaanderen. Ook Van
Grieken is een charmante jongen die zich, voor hij naar het werk trekt, in een net burgermanspak hijst. Hij heeft gestudeerd en spreekt met twee woorden. Hij nam verbaal afscheid van het rauwste etnische racisme van de jaren 80 en 90. Hij ontvangt in zijn talkshow op Youtube respectabele figuren als Mia Doornaert, Dyab Abou Jahjah of Rik Torfs. Zijn boeken worden ingeleid door gevierde academici en journalisten.
Maar tegelijk is Van Grieken de man die een geweld verheerlijkend sujet als Dries Van Langenhove zijn partij binnenhaalde, terwijl hij de eindeloos recidiverende Filip Dewinter er maar niet uitgezet krijgt. Ook Van Grieken sleept wat achter zich aan. Hij ging, nog maar tien jaar geleden, Zwanworstjes uitdelen op een halalbarbeque voor kinderen in Schoten. Hij gooide met toiletpapier naar mensen zonder verblijfsvergunning. En hij blijft met zijn partij onverminderd op xenofobe hondenfluitjes blazen.
De vierde golf
Het Meloni-debat indachtig is het desondanks hoogst twijfelachtig of Van Grieken, mocht hij ooit minister-president worden, door beschaafd-rechtse opiniemakers unaniem buiten het centrum wordt geplaatst. Dat heeft alles te maken met wat de Nederlandse professor Cas Mudde de ‘vierde golf’ van uiterst rechts noemt. Het is de golf waarin de ideeën van partijen als Vlaams Belang, Rassemblement National, de FPÖ of de Italiaanse postfascisten mainstream werden.
In de jaren 80 en 90 werden die partijen uitgesloten van de macht. Hun voorstellen zaten in het verdomhoekje. Dat is voorbij. Radicaal-rechtse partijen bestuurden mee in landen als Oostenrijk, Nederland of Italië. En steeds vaker begonnen traditionele politici en partijen hun recepten over te nemen. Dat gebeurt aan de linkerzijde, onder meer in Denemarken. Maar het is nog veel meer in zwang langs rechts. Formaties als Les Républicains in Frankrijk of de Tories in Groot-Brittannië schoven, in een poging de electorale neergang af te wenden, steeds verder op. De VVD van Mark Rutte won in 2017 met een campagne die van Geert Wilders geleend leek. Soms beslisten centrumrechtse partijen ook gewoon om over de Chinese Muur te klauteren, zoals Fidesz in Hongarije.
Nóg veel talrijker waren individuele politici die leentjebuur gingen spelen. Nicolas Sarkozy zei, na rellen in Frankrijk, dat hij het ‘uitschot’ met een hogedrukreiniger achterna zou zitten. En in Vlaanderen hebben we natuurlijk Theo Francken rondlopen. Wie hem deze week hoorde beweren dat Meloni ‘in inclusie gelooft’, kon zich moeilijk van de
indruk ontdoen dat de N-VA’er via Italië zijn Vlaamse droom – ‘Samen een meerderheid!’ – probeert te verwezenlijken.
Wie Theo Francken deze week bezig hoorde over Meloni, kon zich moeilijk van de indruk ontdoen dat de N-VA’er via Italië zijn Vlaamse droom – ‘samen een meerderheid!’ – wil verwezenlijken
Het heilloze cultuurfront
In die zin kun je Meloni, als eerste radicaal-rechtse premier in een stichtend EU-land, de consecratie van het nieuwe normaal noemen. Als (centrum)rechts vroeger de macht bezette, dan deed het dat met figuren als Helmut Kohl,
Jacques Chirac, Jean-Luc Dehaene of Jan Peter Balkenende. Steeds vaker zullen Meloni-achtige politici in het pluche belanden. Ze zullen uit radicaalrechtse hoek komen, zoals nu in Italië. Of ze zullen hun opwachting maken vanuit het centrum, zoals Sebastian Kurz deed in Oostenrijk.
Dat is, zelfs als ze de democratie niet meteen de nek omwringen, een gevaarlijke evolutie. Er is een oorlog aan de gang in Europa. Overheden moeten met miljardenpakketten over de brug komen om de energiecrisis te bezweren. Dan zit je niet te wachten op identitaire scherpslijpers, ook al zijn ze van steeds professioneler allooi.
Het stelt de zaken op scherp voor de rest van het politieke spectrum. Als radicaal-rechts in Italië aan het langste eind trekt, dan ook omdat de anderen niet tot samenwerking in staat bleken. Het volstaat niet meer om de kiezer even te waarschuwen voor extremisme. De verdedigers van de liberale democratie – of ze nu links, liberaal of conservatief zijn – hebben een enthousiasmerend verhaal nodig, ver verwijderd van het front van de cultuuroorlog. Er valt geen tijd te verliezen.
Ruud Goossens is redacteur van deze krant. In ‘Onder de waterlijn’ peilt hij wekelijks de onderstromen van de macht.