Is jouw smaak écht beter dan de mijne?
Een top 1.000 van beste rockplaten zonder ‘Bohemian rhapsody’? Het is een forse claim van radiozender Willy. Voor collega Karsten Lemmens een reden om het eens over de smaakpolitie te hebben.
Moet er nog ‘Bohemian rhapsody’ zijn? ‘Neen!’, zeggen ze bij Willy. De digitale radiozender draait deze week zijn top 1.000 van ‘beste rockplaten aller tijden’. De megahit van Queen valt kennelijk niet onder die noemer. De zender legt er in elke reclamespot de nadruk op: ‘Bij ons geen “Bohemian rhapsody”’, klinkt het. ‘Hij komt er niet in.’ Zelfs met een sneer naar Radio 2, waar de song op nummer één van de lijst is gebetonneerd. ‘Wij zijn Willy en we zijn niet als de rest’, luidt het stoer.
De zender houdt wel een slag om de arm. ‘Prachtig nummer, grandioos, episch en geweldig’, noemen ze ‘Bohemian rhapsody’ op hun site. Toch baadt de boodschap in een licht neerbuigend sfeertje. Het is de eigen smaak bejubelen door te spuwen op die van anderen.
Ooit, toen ik nog jong en onstuimig was, bezondigde ik me er ook aan.
Nadat ik op sociale media U2 had afgebrand, sprak een familielid – nochtans geen U2-fan – me er privé op aan. Dat het niet oké is om andermans smaak te ridiculiseren. Dat iedereen toch mooi mag vinden wat hij of zij wil? En dat ik me, cru gesteld, als een aanmatigende klootzak gedroeg. Hij had volstrekt gelijk. Sindsdien let ik daar erg op.
Coldplay, jakkes
Niet iedereen lijkt dat te doen. Bij de recente concerten van Coldplay in het Koning Boudewijnstadiondoken op de sociale media massaal agenten van de smaakpolitie op die lieten weten dat de liedjes van Chris Martin en co. niet aan hun verfijnde smaak voldoen. Vreselijk elitair, toch?
‘Het is ook totaal contraproductief’, zegt Mark Coenen over het anti-Rhapsody-riedeltje. ‘Smaken verschillen. Dat mag. Mensen hebben recht op “Bohemian rhapsody”. En mensen worden niet graag beledigd in hun smaak.’ Coenen weet waarover hij spreekt. Hij was in het begin van de nillies nethoofd bij Studio Brussel, een zender waarop presentatoren ‘slechte’ muziek meedogenloos de grond inboorden. De jongerenzender miste daardoor vrijwel volledige muziekgenres, zoals de new beat.
‘Er waren te veel wijsneuzen op Stubru, en te weinig snotneuzen’, zegt Coenen. Te veel mensen die koketteerden met wat volgens hen de ‘juiste’ muziek was. ‘Slechte muziek bestaat niet’, zegt hij. ‘Ik heb evenveel respect voor Sam Gooris als voor Metallica. Wie ben ik om mijn smaak beter te vinden dan die van een ander? Dat is zo aanmatigend.’
Het roer ging om. Vandaag zul je geen enkele presentator op Stubru nog horen beweren dat hij net een rotplaat heeft gehoord. Coenen begrijpt dat Willy met ‘Bohemian rhapsody’ de platgetreden paden wil mijden, en zich zo als lekker edgy wil positioneren.
Ter hunner verdediging: andere Queen-hits staan wel in de lijst. ‘Maar ik zou het zo niet formuleren’, aldus Coenen. ‘Positieve stimulatie is zoveel beter.’
Eigen smaak bestaat niet
Het beperkt zich niet tot de radiogolven. Overal waar je gaat, kom je de smaakpolitie tegen. Wie kent geen mensen die apetrots beweren nooit naar McDonald’s te gaan (bah!), nooit Pieter Aspe te lezen (juk!) en nooit naar VTM te kijken (jakkes!) ? Waarom toch het eigen imago opkrikken door anderen naar beneden te duwen?
Ignace Glorieux
Blijkbaar speelt groepsdynamiek een belangrijke rol. ‘Smaak is niet individueel’, zegt Ignace Glorieux, professor sociologie aan de VUB. ‘We toetsen onze smaak steevast af aan de omgeving, aan mensen met wie we ons associëren, de referentiegroep waar je wil bijhoren.’ Hij noemt het ook ‘de relevante anderen’. Je doet kleding aan die zij hopelijk mooi vinden, luistert naar de muziek die zij ook leuk vinden, gaat naar de restaurants waar ook zij enthousiast over zijn. ‘We proberen altijd ergens bij te horen’, zegt Glorieux. ‘Zelfs al hebben we de mond vol over “jezelf zijn”: als je écht helemaal jezelf bent, hoor je nergens meer bij.’
Ugly Belgian Houses
Een ander voorbeeld is de blog Ugly
Belgian Houses, waar Hannes Coudenys foto’s plaatst van huizen die volgens hem lelijk zijn. Zelfs Jaga-baas Jan Kriekels passeerde deze week de revue. Ik word er steevast boos van. Het zal je huis maar zijn dat te kijk wordt gezet.
Daarbij gaat het vaak om woningen die in niet in een hokje passen. ‘Het zijn meestal bijzonder persoonlijke
huizen’, zegt Glorieux. ‘Je vraagt je af wie het heeft bedacht. Er valt geen etiket op te kleven, het hoort nergens echt bij.’ Daar kunnen we als maatschappij moeilijk mee om. Sommigen komen ermee weg, en worden dan
‘excentriek’ genoemd, maar het gros van de vrije geesten krijgt het predicaat
‘lelijk’ voor de voeten geworpen. ‘We zeggen altijd maar dat iedereen zichzelf moet zijn’, zegt Glorieux. ‘Tot iemand zo buiten de lijntjes kleurt dat de lijntjes niet langer zichtbaar zijn.’
Het is iets waar we kennelijk snel lacherig en neerbuigend over doen.
‘Eigenlijk vind ik dat nogal uit de hoogte’, zegt de professor. ‘Wie ben jij om dat lelijk te vinden? Het is karakteristiek, onverwacht, ongewoon en springt eruit. Waarom zou dat lelijk zijn?’
‘Smaak is niet individueel We toetsen onze smaak steevast af aan de omgeving, aan mensen met wie we ons associëren’
Mening versus waarheid
Het doet me denken aan een opmerking die een prof ooit maakte, in het college Argumentatieleer. Ze wees op het grote verschil tussen de uitspraken: ‘die trui is lelijk’ en ‘die trui vind ik
lelijk’. Bij de eerste zin verhef je je eigen mening tot algehele waarheid. Dat straalt dedain uit. Bij de tweede variant beklemtoon je dat het om je eigen smaak gaat, en dat andere smaken even valabel zijn. ‘Het is mijn mening maar.’
Misschien is dat nog steeds een wijze les. Ergo: ik vind ‘Bohemian rhapsody’ een fijn nummer dat in elke lijst hoort te zitten. ‘Galileo figaro, magnifico!’
Professor sociologie