De houdbaarheidsdatum van het Iraanse regime
De hoofddoekrevolte brengt het Iraanse regime nu niet aan het wankelen, schrijft Koert Debeuf. Maar de steun voor de islamitische republiek brokkelt gestaag af. Het is een kwestie van tijd.
Bewonderend. Dat is de enige manier waarop we kunnen kijken naar de hoofddoekrevolte in Iran. Vrouwen komen massaal op straat in 30 van de 31 provincies in het land. Ze nemen hun door het regime verplichte hoofddoek af, zwaaien er in het openbaar mee of verbranden hem. De schaal en de hevigheid van de protesten zijn ongezien en overtreffen de revoltes van 2009, 2017 en 2019. De onvermijdelijke vraag is dan ook of het Iraanse regime wankelt.
Om daarop te kunnen antwoorden en om de huidige protesten te begrijpen, moeten we even teruggaan in de tijd. Toen ayatollah Khomeini in 1979 tijdens de Iraanse revolutie de macht van de sjah overnam, werd het land in korte tijd omgevormd tot een strenge islamitische staat. Vrouwen werden verplicht om op straat de chador te dragen, een zwart gewaad dat alleen het gezicht onbedekt laat. Muziek werd verboden, net zoals dansen, nagellak en make-up. Wie ooit het biografische stripverhaal Persepolis van Marjane Satrapi las, weet dat de zedenpolitie daar zeer streng op toekeek. Wie betrapt werd met een illegale cassette met westerse muziek, werd onmiddellijk gearresteerd.
In de ruim veertig jaar sinds de Iraanse revolutie zijn steeds meer vrouwen zich gaan verzetten tegen de chador. Stap voor stap begonnen ze hoofddoeken met andere kleuren te dragen en op zo’n manier dat hun hoofd steeds meer zichtbaar werd. Een Iraanse vrouw vertelde me dat ze daar een opmerking over kreeg van een gemeenteambtenaar toen ze met haar moeder papieren kwam aanvragen. Haar moeder snauwde de man toe dat hij niet naar het haar van vreemde vrouwen mocht kijken.
Een deel van de bevolking gelooft dat dit regime een goddelijk mandaat heeft, waarbij je de hoge leider niet zomaar kunt vervangen
Tijdens de ambtstermijnen van de hervormingsgezinde presidenten Mohammad Khatami (1997-2005) en Hassan Rouhani (2013-2021) hadden vrouwen het gevoel dat ze zich wat meer vrijheden konden veroorloven. Onder de meer conservatieve presidenten Mahmoud Ahmadinejad (2005-2013) en de huidige Ebrahim Raisi (sinds 2021) voelen de zedenpolitie en de ideologische Basij-militie zich gesterkt om die kleine verworvenheden terug te schroeven, desnoods met geweld. Zo werd de 22-jarige Mahsa Amini op 16 september gearresteerd vanwege het ongepast dragen van haar hoofddoek. Ze overleefde haar arrestatie niet.
Smeulende opstand
Deze hoofddoekrevolte gaat daarom over vrouwenrechten of mensenrechten in het algemeen, en over politiegeweld. Bovendien is het een revolutie die niet wordt aangestuurd door een leider of een groep, maar spontaan is losgebarsten. Daarmee lijkt deze opstand sterk op de Arabische revolutie (of Lente) van 2011. In Tunesië brak in december 2010 een opstand uit nadat een politieagente de groentekar van een straatverkoper in beslag had genomen. Toen die jongeman, Mohamed Bouazizi, haar smeekte hem zijn enige bezit terug te geven, sloeg ze hem in het gezicht. Uit wanhoop stak Bouazizi zichzelf in brand. Hij overleed twee weken later aan zijn verwondingen.
In Egypte was de revolutie al een jaar aan het smeulen toen Khaled Saïd door de politie werd doodgeslagen omdat hij video’s van politiegeweld online had gezet. Ook in Syrië brak in 2011 de opstand uit nadat de geheime politie kinderen had gemarteld omdat ze op een muur een revolutionaire slogan hadden geschreven.
Is na de dood van Mahsa Amini nu dus ook het Iraanse regime aan het wankelen? Het is duidelijk dat de politie de situatie niet onder controle krijgt. Ook de Revolutionaire Garde en de Basij-militie zijn met te weinig om de boze massa in bedwang te houden. Ze schieten vanop hun motoren in het wilde weg op betogers, wat al aan minstens zestig mensen het leven heeft gekost. Er werden al zeker twaalfduizend mensen gearresteerd, maar ook dat houdt de Iraanse betogers niet van de straat. Toch acht ik, ondanks de chaos, het massale verzet en de wereldwijde sympathie voor de moedige betogers, de kans eerder klein dat dit protest tot een plotse regimeverandering zal leiden.
In de kiem gesmoord
Ook hier kunnen we lessen trekken uit de Arabische revoluties. De Tunesische dictator Zine El-Abidine Ben Ali is op 14 januari 2011 het land ontvlucht, na een maand van straatprotesten. Vandaag is evenwel duidelijk dat hij helemaal niet van plan was te vertrekken. Hij werd door eigen veiligheidsmensen op een vliegtuig naar Saudi-Arabië gezet. Dat was het einde van zijn presidentschap. Ook de Egyptische president Hosni Moebarak was niet zinnens toe te geven aan de protesten. Dat blijkt uit zijn toespraak op 10 februari 2011. Dat hij een dag later geen president meer was, was het gevolg van een interne coup.
De Syrische dictator Bashar al-Assad heeft uit die twee episodes geleerd dat toegevingen doen gevaarlijk is en dat hij de touwtjes strak in handen moest houden. In tegenstelling tot zijn minder fortuinlijke collega-dictators in Egypte en Tunesië smoorde hij elk verzet in de kiem. De mensen uit zijn entourage wisten dat, als Assad vertrok, zij ook diep zouden vallen. Daarom werden de rangen gesloten aan de top, ook al had dat een lange, bloedige burgeroorlog tot gevolg. Toch zou Assad de revolutie tegen hem nooit overleefd hebben,