Uit korte, hevige regenbuien valt steeds meer neerslag
Extreme neerslag kan modderstromen en landverschuivingen veroorzaken. Australische onderzoekers zien meer van zulke kortdurende buien.
De hoeveelheid regen die uit kortdurende heftige buien valt, neemt veel sneller toe dan verwacht. Dat beschrijven Australische wetenschappers in het vakblad Science. Ze analyseerden de gegevens van drie weerradarstations in de omgeving van de stad Sydney en komen uit op een toename met liefst 20 procent per decennium. Net die kortdurende extreme regenbuien veroorzaken vaak modderstromen, landverschuivingen en puinstromen. ‘Gemeenschappen hebben bij zulke extreme neerslag minder tijd om te reageren’, schrijft Hooman Ayat, eerste auteur van de publicatie, in een e-mail. ‘Onze rioolsystemen zijn ook niet gebouwd om zulke hoeveelheden aan te kunnen’, schrijft Ayat, die ook klimaatwetenschapper aan de universiteit van Melbourne is.
Het is een bekend gegeven dat, met de opwarming van de aarde, de lucht meer vocht kan bevatten. Als gevolg daarvan nemen regen en neerslagextremen toe. Het principe wordt beschreven door de zogeheten Clausius-Clapeyronvergelijking, die stelt dat bij elke graad temperatuurstijging de lucht maximaal 7 procent meer waterdamp kan bevatten.
Elizabeth Kendon
De Australische onderzoekers analyseerden gegevens van drie weerradarstations over de periode 1997-2017. Radarstations zenden elke 5 tot 10 minuten een elektromagnetische puls uit waarvan een deel – afhankelijk van het materiaal waarop de puls botst – terugkeert bij de radarantenne. Op basis van het terugkerende signaal kun je onder meer stormen en buien onderscheiden. Een toename van korte heftige buien is op meer plekken gezien, maar niet eerder was dat zo sterk.
Stormen en buien
Geert Lenderink en Erik van den Meijgaard van het Nederlandse meteorologische instituut KNMI concludeerden in 2008 al in een studie dat de neerslag per uur tijdens extreme buien met 14 procent per graad opwarming toeneemt. Dat is twee keer zo veel als de Clausius-Clapeyronvergelijking beschrijft. ‘Het idee is dat bij opwarming de dynamiek van wolken verandert, en daardoor ook de verdeling van de neerslag over de dag’, zegt Pier Siebesma, hoogleraar atmosfeer, weer en klimaat (TU Delft) en ook verbonden aan het KNMI. Hij was niet bij de studie betrokken.
Een mogelijke verklaring heeft Elizabeth Kendon, hoogleraar klimaatwetenschappen aan de universiteit van Bristol en verbonden aan het Met Office (het Britse KMI). ‘Als kortdurende buien heftiger worden en meer neerslag uitstorten, duurt het daarna langer voor wolken om weer op te laden.’ Ook Kendon was niet bij het onderzoek betrokken.
Kendon en Siebesma vinden de tijdsduur van het Australische onderzoek – twintig jaar – aan de erg korte kant. Kendon heeft eerder neerslaggegevens van kortdurende buien in het Verenigd Koninkrijk onderzocht en heeft daarin ook een trend ontdekt. ‘Maar die koppelen we vooralsnog aan natuurlijke variatie, die groot is.’ Het is dus maar de vraag of klimaatverandering de oorzaak is.
Verzadigd met waterdamp
Daarbij speelt ook een andere kritiek van Siebesma. De Australische onderzoekers hebben de hoeveelheid neerslag alleen als functie van de tijd onderzocht. ‘Dan is het lastig om er een bijbehorende oorzaak uit te halen.’ Siebesma zelf doet, samen met Lenderink, ook onderzoek naar extreme regenbuien. Maar hij koppelt dat aan de temperatuur van het dauwpunt (het punt waarbij lucht verzadigd is met waterdamp en wolken vormt). De dauwpuntstemperatuur neemt toe met opwarming.
Met de opwarming van de aarde worden extreme buien niet alleen intenser, zegt Siebesma. ‘We zien, met behulp van Nederlandse regenmeters, dat buien groter in afmeting worden.’ Kendon voegt daar nog een andere trend aan toe. ‘Het lijkt erop dat depressies langer kunnen blijven hangen, waardoor de regen veel meer op één plek valt.’ De heftige buien en daaropvolgende overstromingen, vorige zomer in Duitsland, België en Nederlands-Limburg, zijn daar een
voorbeeld van.
NRC
‘Het lijkt erop dat depressies langer kunnen blijven hangen, waardoor de regen veel meer op één plek valt’
Hoogleraar klimaatwetenschappen universiteit Bristol