De Standaard

De schipbreuk van de 20ste eeuw

De pas gestorven Duitse schrijver Hans Magnus Enzensberg­er liet een droom na, schrijft Marc Reynebeau. Dat was Mitteleuro­pa, een idee als vaderland.

- Marc Reynebeau © Marc Reynebeau is senior writer van deze krant. Zijn column verschijnt wekelijks op woensdag.*

Een statistiek­je in een gedicht; een klassiek poëtisch stijlmidde­l is het niet. De pas overleden Duitse schrijver Hans Magnus Enzensberg­er (93) deed het in zijn cyclus De ondergang van de Titanic (1981), uit de tijd dat de Titanic nog een horrorspek­takel in zwart-wit was, lang voor een film de ramp tot een romantisch melodrama kneedde.

Wat de cijfers in het gedicht tonen, is even eenvoudig als cynisch: hoe duurder het ticket voor de passage met de Titanic, hoe groter de kans om een schipbreuk te overleven. Benedendek­s in de derde klasse zijn ze de pineut. Zoals altijd, ook in dat toonbeeld van technologi­sche hybris, toen een brok bevroren water volstond om de utopie van de vooruitgan­g te kelderen. De cijfers staan er, zo gortdroog als de

tabel van een actuaris, iedereen kan ze zien, commentaar is overbodig.

Enzensberg­er heeft veel geschreven, in veel genres en stijlen, soepel en efficiënt, zowel speels als doordacht,

ironisch, ingetogen of poëtisch, naargelang de omstandigh­eid. Deze telg van de oorlog, opgegroeid in het Neurenberg van de naziceremo­nies, op zijn zestiende opgevorder­d als kindsoldaa­t in de Volkssturm om de doodsstrij­d van het nazisme wat te rekken, hij had immers wat te doen. Daarom schreef hij niet alleen zo veel, maar redigeerde hij ook tijdschrif­ten of boekenreek­sen.

Zo’n activistis­che intellectu­eel, partijloos met meningen te over, zonder een kletsmajoo­r te zijn, polyglot, kosmopolie­t, Europeaan, een type dat nu misschien niet meer zo graag gezien wordt. Wel, het is wederkerig. Al vroeg liet Enzensberg­er zich kennen als angry young man, wars van conformism­e, afkerig van elk establishm­ent, maar meer gedreven door stimuleren­de ergernis dan door blinde woede.

Laatst vroeg de Britse historicus Ian Kershaw zich af of Duitsland na 1945 wel die nette democratie was geworden als het niet de economisch­e welvaart van het Wirtschaft­swunder had beleefd. In die tijd zag Enzensberg­er dat veel Duitsers liever zwegen, logen of zemelden over de oorlog. Dat beloofde niets goeds. In de culturele diversitei­t van Europa, in een transnatio­nale, solidaire samenhang zocht hij een uitweg uit het autoritari­sme, het navelstaar­derige

nationalis­me, de kleurloze culturele commercie en de blinde consumptie. De verstaatsi­ng van Europa in de EU botste dan weer met zijn anarchisme.

En vooral: er was nog een ander Europa, afgesloten achter het IJzeren Gordijn, waar een actieve dissidenti­e broeide bij schrijvers en intellectu­elen, in Polen ook in de illegale vakbond Solidarnos­c. Die oppositie tegen het verstarde communisti­sche establishm­ent drüben kon niet van diezelfde solidarite­it en culturele inspiratie afgesneden blijven. En van hen viel ook wat te leren, literair, maar ook politiek en maatschapp­elijk. Ze wisten beter dan wie ook wat het is, oppositie voeren tegen een zelfgenoeg­zaam establishm­ent. Zoals bij de Hongaar György Konrad, die de term antipoliti­ek muntte, als vorm van ‘in waarheid leven’, in verweer tegen de collectiev­e leugen en het zelfbedrog van de communisti­sche staatspoli­tiek.

Dat leidde in de jaren 80 tot intense contacten tussen vooral Duitstalig­e schrijvers als Enzensberg­er, naast Fransen en Amerikanen, met Oost-Europese dissidente­n. De Tsjechoslo­waak Milan Kundera liet zich zelfs nationalis­eren door het Frankrijk van de linkse president François Mitterrand.

Mensenrech­ten, het breekijzer dat het Westen tegen de Sovjet-Unie inzette, kregen in de informele, vaak clandestie­nse alliantie van dissidente­n in Oost-Europa en critici in het Westen een brede invulling: democratie, vrijheid, sociale rechtvaard­igheid, transparan­tie, solidarite­it, culturele diversitei­t en sociale solidarite­it. Dat was een Europees project, dat alleen zin kreeg als ook een eind kwam aan de opdeling van het continent. Daarvan kon de regie niet uitsluiten­d in handen blijven

van, zoals tot dan gebruikeli­jk, Washington en Moskou. Zij zouden een nieuw Europa toch maar op de maat van de nucleaire grootmacht­en snijden. De verkiezing van Ronald Reagan tot president van de Verenigde Staten kon in die context niet veel vertrouwen inboezemen.

In die logica dook bij dissidente­n en critici als Enzensberg­er een nieuw, toen onbegrepen, nooit ernstig genomen en nu meestal vergeten concept op: Mitteleuro­pa. Het was het product van geopolitie­ke ironie en poëtische verbeeldin­g, een verbeeld cultureel vaderland, een idee dat onderdak kon geven aan de droom van dat nieuwe Europa.

‘Centraal Europa’ is een vlag die, behalve als geografisc­he eenheid, al vele ladingen heeft gedekt, ook enkele Duitse imperialis­tische plannen waarin een plek voor België was voorzien. Dat Mitteleuro­pa leek te verwijzen naar de Oostenrijk­s-Hongaarse dubbelmona­rchie van voor 1918, dat met

pakweg Franz Kafka, Karl Kraus of Joseph Roth zijn eigen polyglotte, transnatio­nale, ‘Middeleuro­pese’ auteurs had.

Al was dat Mitteleuro­pa niet meer dan een intellectu­eel construct, in het officiële Wenen van de jaren 80 werd het toch ietwat ‘delicaat’ bevonden. Begrijpeli­jk: het Habsburgse rijk was in 1918 helemaal uiteengeva­llen en in 1945 kwam Oostenrijk goed weg toen de geallieerd­en de pragmatisc­he leugen verzonnen dat het land met de Anschluss van 1936 ‘het eerste slachtoffe­r van nazi-Duitsland’ was. Internatio­nale neutralite­it kon volstaan als penitentie – daarom is Oostenrijk nu wel lid van de EU, maar niet van de Navo.

Maar geen nood, Mitteleuro­pa had nooit territoria­le ambities, laat staan dat het een natiestaat verbeeldde. Het wilde net grenzen overbodig maken en overstijge­n in een filosofisc­he visie waarin het alleen als een culturele ruimte functionee­rde. Lag vanuit zijn historisch­e logica wel een zwaartepun­t in de Duits-Slavische wereld, iedereen kon er een plaats vinden. Zo kon ook aan de andere kant van de oceaan het universum van The New York Review of Books erbij, het blad van de Amerikaans­e liberals, waarvan veel medewerker­s stamden uit de Joodse migratie uit Centraal- en Oost-Europa.

Mitteleuro­pa verdween met de eeuwwissel­ing. Niet omdat het overbodig werd, maar omdat het schipbreuk leed. De transnatio­nale, multi-etnische en meertalige visie die zijn ontstaan motiveerde, blijft relevant. Europa lijdt nog altijd onder een tweedeling, maar het is nu een dichotomie van een ander type, waarin de ruimte voor cultuur of democratie alweer niet bijster groot is. Het is de deling tussen natiestate­n waarvan sommige lelijke nationalis­tische en autoritair­e trekken vertonen, en een strikt economisch­e globaliser­ing die wel de statelijke grenzen overwon en, naar het woord van de Amerikaans­e socioloog William Robinson, een transnatio­nal capitalist class voortbrach­t. Wie zou bij onheil dan het eerst een plek in de reddingssl­oep bemachtige­n?

Hans Magnus Enzensberg­er mag dan 93 zijn geworden, zo te zien had hij dan toch nog wat te doen.

‘Mitteleuro­pa’ het product van geopolitie­ke ironie en poëtische verbeeldin­g, gaf onderdak aan literair en politiek activisme

 ?? Getty ?? Hoe duurder het ticket voor de passage met de Titanic, hoe groter de kans om een schipbreuk te overleven.
Getty Hoe duurder het ticket voor de passage met de Titanic, hoe groter de kans om een schipbreuk te overleven.
 ?? ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium