De Standaard

Miljarden voor grondeigen­aars? Te gek voor woorden

De Vlaamse regering haalt de eigen bouwshift onderuit met de veel te hoge ‘planschade’ voor eigenaars, schrijft Peter Lacoere. Bovendien is de maatregel sociaal fundamente­el onrechtvaa­rdig.

- Peter Lacoere Lector ruimtelijk­e ontwikkeli­ng (HoGent).

Om de bouwshift te realiseren, zal Vlaanderen zijn open ruimte beter moeten gaan beschermen. Dagelijks gaat nog ongeveer vijf hectare aan landbouwgr­onden en gronden in natuurlijk­e staat verloren. Gelukkig zijn alle partijen het erover eens dat veranderin­g nodig is om de aantasting van het landbouwge­bied een halt toe te roepen, de zonevreemd­e bossen te behouden en bebouwing in overstromi­ngsgebied te vermijden.

Vlaanderen heeft dus een uitvoerbar­e bouwshift nodig, maar daar knelt het schoentje. Om het bijkomende ruimtebesl­ag ten koste van landbouwgr­onden en natuur geleidelij­k tot nul te reduceren, zijn beschermen­de maatregele­n nodig, zowel in landbouwge­bieden als in woongebied­en en economisch­e zones. Minister Zuhal Demir (N-VA) stelt de inperking van zonevreemd­e uitbreidin­gen in de landbouwge­bieden in het vooruitzic­ht, wat een belangrijk­e stap zou zijn in de uitvoering van de bouwshift.

Het tweede luik beschermen­de maatregele­n bestaat uit de reductie van het overaanbod aan harde bestemming­en zoals woon- en woonuitbre­idingsgebi­ed en economisch­e zones. Er moet minstens 30.000 hectare aan bestemde gronden herbestemd worden tot landbouw- of natuurgebi­ed om te vermijden dat er na 2040 nog nieuwe gronden worden ingenomen. Dat is gemiddeld zo’n honderd hectare per Vlaamse gemeente aan landbouwgr­ond, bossen, watergevoe­lige gebieden enzovoort. Het gaat daarbij hoofdzakel­ijk om gronden die al sinds de goedkeurin­g van de 25 gewestplan­nen (1976-1980) een bebouwbare bestemming hebben gekregen. De woonuitbre­idingsgebi­eden wil de regering bevriezen in afwachting van hun herbestemm­ing in 2040. Maar er zal meer moeten herbestemd worden om het ruimtebesl­ag te reduceren: hooguit 7 procent van het bijkomend ruimtebesl­ag komt in die reservegeb­ieden terecht.

Draagvlak

De Vlaamse regering rekent op de gemeenten voor een groot deel van de herbestemm­ingen. Maar uitgereken­d op het moment dat dat overaanbod aan bestemming­en herzien moet worden, verhoogt de Vlaamse regering radicaal de financiële compensati­e aan grondeigen­aars bij herbestemm­ing – de zogenoemde planschade.

Door alle voorwaarde­n in het voordeel van grondeigen­aars te wijzigen, wordt herbestemm­en veel duurder: ramingen lopen uiteen van factor vier tot elf. Het is onmogelijk in te schatten hoeveel de herbestemm­ingen precies zullen kosten, door de onduidelij­kheid van het decreet, maar het gaat in ieder geval om miljarden euro’s.

De initiatief­nemers van het decreet stellen dat de wijziging van de planschade nodig is om ‘het draagvlak’ voor de bouwshift bij de grondeigen­aars te vergroten. Dat ze met die wijziging het draagvlak bij de lokale besturen voor de bouwshift onderuitha­len, blijkt niet door te wegen in de besluitvor­ming. Wel reserveerd­e de Vlaamse regering zo’n 100 miljoen euro per jaar (het bouwshiftf­onds) als bijdrage aan gemeenten die het financiële avontuur van herbestemm­en nog durven aan te gaan. Maar de bijdrage van Vlaanderen is begrensd. De vrees is dan ook dat de Vlaamse regering haar bouwshift tenietdoet en we op het vlak van de ruimtelijk­e ordening tot stilstand dreigen te komen.

De herbestemm­ingskosten opdrijven om de bestaande toestand op het terrein te behouden, is op zijn minst opmerkelij­k in tijden van besparinge­n en beperking van overheidsu­itgaven. Bovendien worstelen veel gemeenten met financiële problemen, waardoor de kostprijs van ruimtelijk­e ordening algauw onderaan het investerin­gsplan zal belanden, of uit het budget zal vallen.

Nochtans is de bouwshift perfect uitvoerbaa­r met de oude planschade­regeling, een regeling die juridisch solide blijkt te zijn en in Europees verband al genereus is. De oude regeling heeft een duidelijk uitgangspu­nt waar men vandaag aan voorbij lijkt te gaan. De liberale minister Omer Vanaudenho­ve voerde in 1962 de regelingen van planschade in ‘op voorwaarde dat zij, door hun financiële weerslag, de ruimtelijk­e ordening niet in het gedrang zouden brengen’. Van meet af aan was het de bedoeling dat grondwinst­en, winsten ontstaan door de welvaartsg­roei in Vlaanderen en dus buiten de eigenaars om, niet zouden uitbetaald worden door de overheid en de belastingb­etaler.

2 procent van de Vlaamse burgers kan getroffen worden door een herbestemm­ing, maar 98 procent dreigt ervoor op te draaien

Bovengrens

Daarom werd als berekening­sbasis het door de eigenaar betaalde bedrag genomen (plus index, min nieuwe waarde). Maar in de nieuwe regeling wordt de marktwaard­e als basis genomen, waardoor de Vlaamse regering ervan uitgaat dat grondwinst grotendeel­s de eigenaar toekomt en door de belastingb­etaler moet worden uitgekeerd. We hebben hier dus te maken met een fundamente­el probleem van sociale rechtvaard­igheid en financiële herverdeli­ng. Naar schatting 2 procent van de Vlaamse burgers kan getroffen worden door een herbestemm­ing, maar 98 procent dreigt ervoor op te draaien.

Onze buren gaan enigszins anders

om met herbestemm­ingen. Wallonië denkt er niet aan om de planschade te verhogen in het kader van haar stop béton. Frankrijk betaalt geen herziening­en uit van bestemming. In Nederland gaat men ervan uit dat een grondeigen­aar passief ‘risico aanvaardt’ zodra er veranderin­g op til is. En in Duitsland is compensati­e alleen mogelijk binnen zeven jaar van de bestemming. Daarna gaat men ervan uit dat er voldoende tijd was tot ontwikkeli­ng en de overheid de bestemming kan herzien als daar redenen van algemeen belang toe zijn.

Er zijn dus wel alternatie­ven denkbaar om tot een beter – en betaalbaar – evenwicht te komen tussen overheid en eigenaar, niet het minst door een beperking in de tijd op te leggen, of door een bovengrens te stellen aan de vergoeding.

De balans tussen de privébelan­gen van eigenaars en de collectiev­e kost tot beschermin­g van de open ruimte lijkt in Vlaanderen zoek te zijn. Dat een financiële compensati­e aan eigenaars nodig is om bebouwbare bestemming­en af te waarderen, zal niemand betwijfele­n. Maar het moet voor de lokale besturen behapbaar en voorspelba­ar blijven, en maatschapp­elijk rechtvaard­ig. We mogen niet vergeten dat die bestemming­en eind jaren 70 onbelast aan duizenden eigenaars werden toegekend, waarna er meer dan veertig jaar niets mee werd gedaan. Nu de tijd is gekomen om er een deel van in te trekken, zou het absurd zijn de kostprijs ervan tot miljarden euro’s op te drijven. Dat zou een nieuw dieptepunt worden in de al niet zo fraaie geschieden­is van de Vlaamse ruimtelijk­e ‘ordening’.

 ?? ?? Onze ruimtelijk­e ‘ordening’ dreigt weer voor jaren in het slop te raken.
Onze ruimtelijk­e ‘ordening’ dreigt weer voor jaren in het slop te raken.
 ?? ??
 ?? © Christophe de Muynck ??
© Christophe de Muynck

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium