Economische groei of chaos: de uitdaging voor Xi Jinping
CHINA Xi Jinping heeft het niet onder de markt bij het begin van zijn derde ambtstermijn. Twee tegengestelde doelstellingen hebben geleid tot grote onvrede. Maar de echte test moet allicht nog komen.
Dit weekend kwam het in meerdere Chinese steden tot protesten tegen de erg strenge coronamaatregelen. Dat is niet verwonderlijk als je weet dat lokale overheidsfunctionarissen de opdracht kregen twee conflicterende doelstellingen na te streven: de snel stijgende covid-infecties indammen en het effect van de beperkingen op het dagelijks leven verminderen. Het resultaat was chaos. Dat was de aanleiding voor de grootste uiting van politieke onvrede in meer dan drie decennia. De acties vormen allicht geen directe bedreiging voor de bestaande politieke orde of de positie van Xi Jinping. Daarvoor zijn niet alleen protesten op veel grotere schaal nodig, maar vooral onenigheid binnen het Politbureau, het belangrijkste machtsorgaan van de Chinese Communistische Partij. Zulke onenigheid is nu weinig waarschijnlijk, gezien de grote eensgezindheid die Xi Jinping wist te creëren tijdens het twintigste nationale partijcongres in oktober.
Wankel evenwicht
Makkelijk wordt het niet. Te veel versoepelingen zouden leiden tot gezichtsverlies voor Xi en allicht een massale verspreiding van het virus, met veel zieken en doden tot gevolg. Maar te veel rigiditeit en repressie kunnen tot verdere protesten leiden.
Behalve de gezondheidscrisis is er ook de onstabiele situatie op de vastgoedmarkt, waarbij gezinnen tot hypotheekboycots overgingen als reactie op de niet-naleving van afspraken over projectoplevering. De bezorgdheid leeft nog altijd dat de met schulden overladen projectontwikkelaars voorverkochte woningen niet zullen kunnen opleveren en de prijzen blijven dalen. Intussen zakte de huizenverkoop in oktober tot een dieptepunt. De bevestiging, tijdens het twintigste congres van de Communistische Partij, dat vastgoed bedoeld is om in te wonen en niet om mee te speculeren, suggereert dat er geen grootschalige ondersteuning moet worden verwacht.
De markt stabiliseren en het vertrouwen van huizenkopers herstellen zal dus allicht maar geleidelijk gebeuren. Voeg aan dat alles nog een slabakkende internationale conjunctuur toe die weegt op de Chinese export, en je weet dat de conjuncturele opleving wellicht eerder bescheiden zal zijn.
Maar de echte test voor het regime komt vermoedelijk pas later en zou weleens kunnen samenhangen met de uitdagende evenwichtsoefening tussen de belofte van structurele economische groei en sociaalpolitieke stabiliteit. De impliciete overeenkomst tussen de Partij en de
bevolking bestaat er namelijk in dat die eerste voortdurende welvaartstoename creëert in ruil voor een soort politieke apathie bij haar 1,4 miljard onderdanen.
Ambitieuze groeidoelstelling
In 2020 werd een nieuwe doelstelling vooropgesteld om een verdubbeling van de gemiddelde levensstandaard tegen 2035 te realiseren. Dat komt neer op een jaarlijkse reële groeivoet van 4,7 procent. De kans is reëel dat die in werkelijkheid significant lager
Honderden miljoenen Chinezen rekenen nog altijd op economische groei, de politieke steun voor Xi is eraan verbonden
zal uitvallen. De oorzaken daarvoor zijn te vinden in de krimpende beroepsbevolking, schuldgedreven vastgoedexcessen, een tanende productiviteitsgroei en een minder open internationale economie met oplopende geopolitieke spanningen.
De Chinese economie is nog altijd erg onevenwichtig: te veel gesteund op investeringen en te weinig op consumptie. Dat model heeft China vier decennia lang veel welvaartswinst opgeleverd, maar het botste op zijn limieten. Economen zeggen al jaren dat de remedie ligt in grootschalige financiële transfers naar de gezinnen. Hoewel er enkele maatregelen komen om de inkomens- en vermogensongelijkheid aan te pakken, toont Peking zich voorlopig niet bereid om voluit die richting in te slaan. Daar zitten ook gevestigde belangen voor iets tussen, vooral op het lokale niveau.
Bovendien, om China om te vormen van de zogenaamde fabriek van de wereld tot een hoogproductieve economie, zijn er meer marktgerichte hervormingen nodig. Maar wat we bevestigd zagen tijdens het voorbij partijcongres, is dat het particuliere ondernemerschap wordt teruggeschroefd ten voordele van meer staatsdirigisme.
Voorspellen is moeilijk, maar op basis van demografische vooruitzichten en redelijke hypotheses voor de productiviteitsgroei lijkt het erop dat de gemiddelde groei dit decennium in het beste geval 3 procent zal bedragen, en iets meer dan 1 procent in de daaropvolgende tien jaar.
Economische groei is natuurlijk niet alles, maar honderden miljoenen Chinezen rekenen er nog altijd op en de politieke steun voor Xi is eraan verbonden. Het is voorlopig moeilijk in te zien hoe zijn politiek-economische beleid consistent is met de realisatie van duurzaam hoge groeicijfers. Misschien ligt daar op termijn een nog grotere uitdaging dan vandaag. Voor de sociale stabiliteit, de bestuurlijke homogeniteit en voor Xi’s legitimiteit.