Wat mijn moeder op het nippertje naliet
Op de website van een immobiliënkantoor staat ons moederlijk huis te koop. De woning wordt warm aangeprezen voor grote gezinnen: ruime kamers, veel potentieel, geen renovatieplicht. Nu mijn moeder er niet meer is, lijkt het huis op geen enkel vlak nog op het huis uit mijn kindertijd. Foto’s genomen met een groothoeklens en het eufemistische oog van de makelaar ensceneren een koele afstandelijkheid die verkoopt. De foto’s van de tuin ogen triest. Neerhangende krokussen, groene aanslag op de tegels, kale takken. Ze doen geen eer aan de ontluikende lente die eraan zit te komen.
De troef van het huis is in mijn ogen de vruchtdragende vijgenboom in de tuin, nu nog kaal en daardoor bijna onzichtbaar in een hoekje verscholen. Er wordt in de promotekst van het immokantoor geen woord over de vijgelaar gerept. Logisch ook. Bomen worden nauwelijks naar waarde geschat.
De boom was aanvankelijk een boompje van amper kniehoog, een geschenk van mijn moeders vrienden uit de Elzas. In plaats van een fles wijn hadden ze toen, ondertussen ruim vijftien jaar geleden, een boom meegebracht. Ze verzekerden mijn moeder dat de vijgenboom na enkele jaren tot een ware vruchtenexplosie zou leiden, dat we zoveel vijgen zouden hebben dat we niet zouden weten wat we ermee moesten aanvangen. We bleven geduldig wachten op die eerste vrucht. De groene vingers uit de Elzas kwamen jaarlijks op bezoek, iedere keer met alsmaar meer snoeitips. Het mocht niet baten. De vijgenboom wilde geen vijgen dragen.
De voorbije jaren ontwikkelde zich af en toe een verraderlijk vruchtje, niet groter dan een knikker, aan de boom. Mijn moeder en ik wachtten vol anticipatie maar elke rijping kwam abrupt tot stilstand. Lag het aan de zilte noordoostenwind aan zee? Die verrassend late sneeuwval in april?
In een poging de boom beter te begrijpen, leerden we dat vijgen schijnvruchten zijn, een soort inwaarts gekeerde bloemen, en dat ze de vijgenwesp, een kleine galwesp, nodig hebben om bevrucht te raken. “Vijgen en de vijgenwesp hebben elkaar nodig om te overleven, zoals moeder en kind”, verkondigde mijn moeder encyclopedisch. Vandaag leert Wikipedia me dat de vijg een van de oudst bekende vruchten is, en al in 9000 voor Christus verbouwd werd in Jericho, het huidige Palestina. De gruwelijke ironie ontgaat me niet. Verzet de boom zich tegen het losrukken van zijn geboortegrond?
Vorig jaar, tijdens de eerste nazomer zonder moeder, liet ik al haar bezittingen door mijn handen gaan. De deur naar de tuin stond op een kier. Vanuit de tuin kwam het geluid van uitzinnig gekwetter zoals alleen merels dat kunnen produceren. De zwartgelakte vogels stoven weg zodra ik de vijgenboom naderde. Tot mijn grote verbazing zag ik tussen het gebladerte vuistgrote vijgen. Vol trots blaakten ze in de nazomerzon. In de hoogste en sappigste exemplaren hadden scherpe vogelbekjes gepikt. Het dieppaarse vruchtvlees was verlokkelijk zichtbaar. Ik haalde een ladder en plukte het rijpste, meest ongeschonden exemplaar. De schil van de vijg was zacht en warm als een mensenhand. Op de plek waar ik de vrucht van de tak losbrak, kwam sap tevoorschijn, wit en stroperig als moedermelk.
Nieuwsgierig naar de binnenkant, sneed ik de vijg open in twee gelijke delen. Ik stuurde een foto naar mijn zus. Twee blauw-violette vlakken, hartvormig zoals een kinderhand het zou tekenen. Ik miste mijn moeder maar soms kunnen schijnvruchten troosten. Dit geluk heb ik gehad, besef ik nu, een zoete vrucht te eten die zij op het nippertje voor mij naliet.
Tülin Erkan is schrijver, onder meer van de roman ‘Honingeter’. In ‘Vijgen na Pasen’ schrijft een auteur iedere dag van de paasvakantie over iets wat te laat lijkt te komen om nog zin te hebben.
De schil van de vijg was zacht en warm als een mensenhand, op de plek waar ik de vrucht van de tak losbrak, kwam sap tevoorschijn, wit en stroperig als moedermelk