De vrijmetselarij mysterieus? Ach nee!
Durf te vragen
Elke dinsdag op VRT 1 en op VRT Max ★★★☆☆
Een ronde hal, betegeld met een zwart-wit ruitpatroon. Robuuste kaarsen verlichten de ruimte, net genoeg om te zien wat er zich afspeelt. Centraal op de vloer houdt een geknielde jongeman een hand in de lucht. “Een arme kandidaat in een staat van duisternis komt uit vrije wil, goed voorbereid, nederig vragen om toegelaten te worden tot de mysteries en voorrechten van de vrijmetselarij”, verklaart de geblinddoekte jongeling plechtig. De oudere man tegenover hem priemt een zwaard in het borstbeen van de aspirant-leerling. “Wie neem je in vertrouwen in geval van gevaar en nood?” En dan een eedaflegging over geheimhouding. Applaus.
Zo gaat het initiatieritueel van de vrijmetselarij. Volgens de film From hell, althans. Of cinema de werkelijkheid benadert, komen we
niet te weten in de VRT-reeks Durf te vragen.
In de tweede aflevering van het nieuwe seizoen klappen acht vrijmetselaars uit de biecht over ’s werelds bekendste geheime, excuseer, discrete genootschap. “Als alles zo geheim zou zijn, zou ik daar nu niets over zeggen”, nuanceert voormalig politicus Karel De Gucht.
Meer dan 300 jaar na de oprichting van de eerste Belgische loge geraakt het broederschap maar niet verlost van zijn illustere karakter. Ondanks dat er online veel informatie te vinden is, blijft de vrijmetselarij vaak onderwerp van complottheorieën en broodjeaapverhalen. Vrijmetselaars offeren kinderen. En de abortuswet zou hun verdienste zijn.
Raymonda, een topambtenaar op rust, moet erom lachen. In het gezelschap van de gepensioneerde Alain neemt ze de kijker mee achter de metershoge poorten van hun tempel. Wat er zich daar afspeelt? Niets speciaals. Het hoogtepunt van hun wekelijkse bijeenkomst is een ‘bouwstuk’. Voor de gewone sterveling: een spreekbeurt over een wetenschappelijk of sociaal thema. Drinkebroers kunnen terecht in de ‘vochtige kamer’. “Vergelijk het met een voetbalkantine”, aldus de businessconsultant Laurens.
De loge elitair? Niks van. Het is een dwarsdoorsnede van de samenleving, die helaas net zo min ontsnapt aan de vergrijzing. Wie erbij wil, schrijft gewoon een brief naar de dichtstbijzijnde werkplaats. Zie je wel, zegt De Gucht, “we zijn een doodnormale vereniging”. Wel een die tot de verbeelding spreekt, bewijst presentatrice Siska Schoeters. Zo blijft ze vissen naar de geheime handdruk. Als ze onbedaarlijk naar de moker grijpt, bekruipt me een ouderlijk ongeduld (en ik heb niet eens kinderen). Het Samson-gehalte bereikt een bespottelijk dieptepunt als ze ‘initiëren’ hoort als ‘menstrueren’. We get the point, Schoeters: de vrijmetselarij intrigeert en wekt ontzag. Omdat je erbij moet zijn om het helemaal te vatten.
Wat de gastsprekers stuk voor stuk geloofwaardig overbrengen, is een honger naar kennis. De wil om, wars van dogma’s, scherp van geest te blijven. En de ambitie om nederig te luisteren naar andersdenkenden, zonder hen per se te willen overtuigen. Misschien is dat het grootste mysterie: dat er nog plekken in de wereld zijn waar dat bestaat. Jammer dat je er een lidkaart voor nodig hebt.
We get the point, Siska Schoeters: de vrijmetselarij intrigeert en wekt ontzag
ze tot aan haar pensioen in 2005 aan verschillende universiteiten doceert. Het zijn de gelukkigste jaren van haar leven, waarin ze ook literair erg productief is. Met haar werk wil Condé bovenal zichzelf amuseren en anderen uitdagen om de zelfgenoegzaamheid af te schudden en zo de eigen waarheden te ontwikkelen. Niet zelden doet ze daarbij aan wat ze zelf ‘literair kannibalisme’ noemt. En aldus vervelt Nathaniel Hawthornes The scarlet letter (1850) tot Moi, Tituba (1986), krijgt Woeste hoogten in La migration des coeurs (1995) een Caraïbische setting en is L’évangile du nouveau monde (2021) haar hervertelling van het Nieuwe Testament.
Père Labat-rum
Voor Condé is schrijven zoals koken, een vorm van kunst gebaseerd op fantasie, inventiviteit en persoonlijke vrijheid. In Victoire, les saveurs et les mots (2006) vertelt ze dat ze daar als kind al achterkwam, toen ze haar analfabete grootmoeder gadesloeg. “Wanneer Victoire kruidenmengsels bedacht, kwam haar persoonlijkheid tot uiting en bloeide ze op. Koken was haar Père Labat-rum, haar ganja, haar crack, haar extase. Voor een tijd werd ze God. Zoals een schrijver.”
“Mijn culinaire talenten droegen ook bij aan het doorbreken van het beeld van de intellectueel, de activiste en de feministe waarin men mij te gemakkelijk vastzet”
Als mensen voor het eerst bij de auteur komen eten, garandeert ze culinair genot. “Ik zeg dan dat ik niet zeker ben dat ik een groot romanschrijver ben,” schrijft ze in Mets et merveilles (2015), “maar alvast een uitstekende kok. De gasten reageren geschokt. Hoe durf ik literatuur en koken te vergelijken! Alsof servetten iets met dweilen gemeen hebben, jute met zijde.” Maar de link is er wel degelijk: “De smaak die de keuken mij gaf, ontstond grotendeels uit de wens om niet te voldoen aan het beeld van het modelmeisje. Hetzelfde verlangen om niet te behagen vergezelde mijn intrede in de literatuur. Mijn culinaire talenten droegen ook bij aan het doorbreken van het beeld van de intellectueel, de activist en de feministe waarin men mij te gemakkelijk vastzet.”
Het is Condé ten voeten uit. “Het primaire streven in haar hele oeuvre,” schrijft de Amerikaanse professor Dawn Fulton in Signs of dissent (2008) “is te ontsnappen aan alle pogingen om haar te vangen in labels als feministisch, postkoloniaal of subversief. Via satire en parodie hekelt ze het problematische karakter van elke collectieve identiteit.”
Dat wordt haar niet altijd in dank afgenomen, maar in 2018 komt de erkenning die ze verdient: ze krijgt de Alternatieve Nobelprijs voor haar omvangrijke oeuvre. “Ik schrijf voor mezelf,” zei ze toen in haar dankspeech, “omdat ik mijn gedachten wil ordenen, de wereld wil begrijpen en innerlijke rust wil vinden. Het is een soort van therapie, een manier om veilig en geborgen te zijn.”
De citaten in de tekst zijn, behalve indien anders vermeld, afkomstig uit ‘Le coeur à rire et à pleurer’ (1999), ‘La vie sans fards’ (2012) en ‘Mets et merveilles’ (2015), de autobiografieën van Condé en uit de interviews die in boekvorm verschenen van de hand van professor Françoise Pfaff (in 1996 en 2016).