Wanneer alle hoop voorbij is
Precies 25 jaar geleden waren we in een oorlog betrokken. Na aanhoudende mensenrechtenschendingen door het regime van Milosevic in Kosovo en mislukte onderhandelingen in Rambouillet ging de Navo over tot het bombarderen van Servië. Zoals andere episodes uit de oorlogsgeschiedenis van het uiteenvallende Joegoslavië is deze gebeurtenis als een donkere wolk boven de regio blijven hangen. Ook vandaag wordt zij nog politiek uitgebuit, door nationalisten in Servië, maar ook door Rusland.
In mijn onderzoek aan de KU Leuven werk ik vaak samen met mensen uit het voormalige Joegoslavië. Zij behoren tot de generatie die het oorlogsleed in de jaren 90 van nabij heeft ervaren – als getuige, vredesactivist, vluchteling, slachtoffer, veteraan of nabestaande. Terugblikkend op toen lijken die jaren een ver verleden, maar niet in de hoofden van deze mensen.
Het ís ook niet voorbij. Ondanks jarenlange waarheidsvinding en staatsopbouw, een Joegoslaviëtribunaal, politieke initiatieven ter herdenking van oorlogsmisdaden en talloze films en boeken, blijft veel onverwerkt. Faruk Sehic, de Bosnische veteraan die dichter werd, beschreef het in een van zijn romans zo: wanneer een granaatscherf in een boom terechtkomt, groeit de schors eromheen, maar de scherf verdwijnt niet.
Het gaat niet alleen om de vele vormen van slachtofferschap die nog altijd onvoldoende in kaart zijn gebracht of erkend. Dan denk ik aan de slachtoffers van seksueel geweld, onder wie ook mannen. Of het feit dat politici nog altijd schaamteloos gebruikmaken van dezelfde identiteitsfantasieën, vijandbeelden en samenzweringstheorieën die de oorlog indertijd hebben aangewakkerd.
Het gaat nog dieper. Tijdens militaire interventies, bij het oprichten van nieuwe landen, bij de gerechtelijke afhandeling van oorlogsmisdaden … zelden wordt er nagedacht over het herstel van het sociale weefsel, en over hoe verantwoording kan worden afgelegd voor het leed van alle slachtoffers, over de grenzen van de conflictpartijen en de nieuwe landen heen.
Er zijn pogingen geweest om een waarheids- en verzoeningscommissie voor de hele ex-Joegoslavische regio in het leven te roepen. Die moest een forum zijn waar burgers hun verhaal konden vertellen en waar, in een veilige omgeving, kon worden gesproken over wie wat precies heeft meegemaakt, en hoe men kon voldoen aan de behoeften van slachtoffers én daders. Maar het initiatief kreeg nooit voldoende politieke steun, en ondanks de ngo’s die ervoor blijven ijveren, is de kans nihil dat het er nog komt. Was het naïef? Misschien. Het was alleszins naïever om alles te verwachten van een militaire interventie, de wederopbouw, economische welvaart en toerisme, nieuwe instellingen, democratisering of EU-lidmaatschap.
Ik werk ook vaak samen met mensen uit Oekraïne en Rusland. Zij hebben familie in Dnipro of Nizjni Novgorod. Het zijn Russische bannelingen die zich machteloos voelen tegenover het misdadige regime van Poetin, die walgen van de giftige mix van oorlogsagressie, repressie en desinformatie, en die hebben besloten om er niet meer terug te keren. Of het zijn Oekraïense academici die hopen op een overwinning en zo snel mogelijk naar huis willen om het land mee te bewegen naar een lidmaatschap van de EU en de Navo.
Met hen praat ik over de beste reactie van hieruit op deze voorlopig uitzichtloze oorlog. Vluchtelingen helpen, humanitaire hulp bieden, desinformatie hier en in Rusland bestrijden, de democratie promoten, Oekraïne financieel en symbolisch ondersteunen, dat zijn moreel gesproken de makkelijkste keuzes. Maar het recht van een land om gewapend weerstand te bieden aan vernietigingsacties van een autoritaire buurstaat blijft louter theoretisch als er onvoldoende wapens zijn. Wie in de huidige fase nog gelooft dat we Oost-Europese dictators kunnen ‘ shamen’ en verleiden tot gesprekken en compromissen – of sterker, tot meer democratie – raad ik aan om met enkele gevluchte WitRussen te spreken. Op een bepaald moment stopt het, en dat moment is dieptragisch.
Belangrijk is evenwel dit: voor elke daad van geweld, zelfs ter verdediging, moet verantwoording worden afgelegd voor de pijn die zij veroorzaakt. Elk leven is waardevol. Elke daad van verdediging moet voortkomen uit een diepgeworteld besef van onze onderlinge verbondenheid. Wie geweld gebruikt tegen een ander, doet onvermijdelijk ook zichzelf geweld aan. Dat moeten we ons realiseren.
Woede, agressie, verdediging en zelfs militair ingrijpen kunnen soms nodig zijn om een democratie te beschermen tegen vernietiging – het zijn laatste redmiddelen. Maar het is van cruciaal belang dat dit telkens vergezeld gaat van initiatieven voor het herstel van relaties tussen de groepen die door het conflict worden meegesleurd. Hoe lastig ook. Het ontlopen ervan zou een vergissing zijn.
Elke tijd maakt zijn eigen fascisme mee, merkte Primo Levi ooit op. Op sombere dagen houdt dat zinnetje me uit mijn slaap. Maar misschien bedoelde hij dat bij elke fase van onontkoombaar geweld, wanneer alle hoop voorbij is, er toch weer een mogelijkheid ontstaat om het herstel op
nieuw uit te vinden.
Militair ingrijpen kan nodig zijn om een democratie te beschermen tegen vernietiging
Peter Vermeersch is schrijver en hoogleraar aan de KU Leuven. In ‘Vijgen na Pasen’ schrijft een auteur iedere dag van de paasvakantie over iets wat te laat lijkt te komen om nog zin te hebben.