Vlaams Belang krijgt nummer 1 (en dat is van tel)
Zullen de laatsten de eersten zijn? Wetenschappelijk onderzoek suggereert dat de volgorde van de kieslijsten wel degelijk een effect heeft op de verkiezingen.
Per loting kregen alle politieke partijen een nummer toegewezen voor de kieslijsten van 9 juni. Iemand moet de eerste zijn en ditmaal is dat Vlaams Belang. Dat heeft meteen al een eerste klein prvoordeel: alle media berichten over het nieuwtje aan de hand van de primus inter pares. Tom Van Griekennamhetcadeautjedankbaarin ontvangst. “Nummer 1 staat voor ons programma”, aldus de voorzitter van Vlaams Belang. “We willen de mensen op de eerste plaats zetten.”
Zo schudde elke partijvoorzitter er wel eentje uit de mouw, de ene al spitsvondiger dan de andere. “De linkse kracht staat op 8”, aldus Raoul Hedebouw van de PVDA. “De laatsten zullen de eersten zijn”, zo greep Sammy Mahdi van CD&V terug naar het woord van God. Daarmee is meteen duidelijk dat aan het nummer 1 toch een soort psychologisch voordeel van de winnaar hangt – en al helemaal als die partij al bovenaan in de peilingen eindigt.
Begineffect
De vraag is: heeft de positie van elke partij op de kieslijst een effect? Er is niet zomaar wetenschappelijk onderzoek voorhanden dat die vraag eens en voor altijd beslecht. Wel is er heel wat onderzoek gedaan naar het effect van de volgorde binnen één kieslijst. En dat is vrij helder: wie boven aan de lijst staat, krijgt vanzelf meer voorkeurstemmen, ook wanneer andere variabelen zijn weggefilterd.
Het is vrij evident dat een lijsttrekker meer stemmen krijgt, het is doorgaans ook de sterke figuur die door de partij naar voren wordt geschoven. Maar verschillende onderzoeken, bijeengebracht door professor Bram Wauters van de UGent, wijzen uit dat er ook een psychologische voorkeur is voor de eerste naam op de lijst. In de psychologie is dat bekend als het begineffect: mensen zijn disproportioneel geneigd om uit een lijst de eerste optie te kiezen. Er zijn verschillende onderzoeken die suggereren dat dit begineffect ook de uitkomst van verkiezingen beïnvloedt.
Peter Thijssen van de Universiteit van Antwerpen, vond daarvoor bevestiging in de Vlaamse en federale verkiezingen van 2014. Ander onderzoek keek naar landen waar er maar één erkende kandidaat per partij is – dan kom je al dichter bij de keuze tussen partijen op een kieslijst. Ook dan is er sprake van “ballot position effect”, schrijft Wauters. “Uit al deze onderzoeken komt naar voren dat kandidaten die eerst gepresenteerd worden altijd een electoraal voordeel hebben. Dat voordeel varieert afhankelijk van het soort onderzoek: soms gaat het over een voordeel van 1 procent, dan weer over 1,7 procent of 2,5 procent, tot zelfs 3,4 procent. Dat zijn niet onaanzienlijke voordelen, die zeker wanneer partijen dicht bij elkaar liggen een groot verschil kunnen maken in de zetelverdeling.”
Satisficing
Er is geen reden om aan te nemen dat het begineffect niet, zij het in mindere mate, zou spelen wanneer er tussen partijen wordt gekozen. Een aantal kiezers zou lukraak een partij kiezen, maar er kan ook sprake zijn van zogenoemd ‘satisficing’ gedrag. Kiezers hebben in dat geval een aantal partijen die ze wel zien zitten, en stoppen dan bij de eerste daarvan die ze tegenkomen. Daaruit valt af te leiden dat niet alleen nummer 1 belangrijk is, maar ook de rest van de volgorde. Centrumrechtse Vlaamse kiezers komen op 9 juni eerst Open VLD tegen (op plaats 3), pas op plaats 10 de N-VA en pas helemaal aan het einde, op plaats 16, CD&V. Linkse kiezers zien op plaats 8 en 9 de PVDA en Vooruit en pas op de voorlaatste stek Groen. “Eerder dan zich in alle kleine, subtiele verschillen tussen linkse partijen te verdiepen,” zegt Wauters, “laat de kiezer zich leiden door de volgorde waarin hij/zij die partijen tegen komt.”
Dat zal zeker spelen in tijden met veel zwevende kiezers. Bij de recentste afname van De Stemming, het opinieonderzoek van De Standaard en VRT NWS, gaf 10 procent aan nog niet te weten voor welke partij straks te stemmen. En dan is er nog eens 7 procent die wel een partij opgeeft, maar tegelijk zegt nog niet helemaal overtuigd te zijn van die keuze.
Voor wie nog op papier stemt: Wauters vond ook experimenteel onderzoek dat aantoont dat het effect nog iets groter is als partijen, zoals in België, horizontaal worden gepresenteerd. Het effect is dan, vanwege ergonomische redenen, groter bij linkshandigen dan bij rechtshandigen. Over uiterstrechtshandigen geen woord.