Minister van dure auto’s in plaats van bushaltes
“Combimobiliteit”, heet de visie van minister van Mobiliteit Lydia Peeters in één woord. Het is synoniem voor een beleid dat geen keuzes maakt en door mobiliteitsdeskundigen vrijwel unaniem wordt afgebrand. Er ging historisch veel geld naar de fiets en ook het openbaar vervoer kon opnieuw op meer budget rekenen. Maar de auto bleef koning: een kilometerheffing kwam er niet en wie een elektrische auto wil en kan kopen, krijgt daarvoor zelfs een premie. Met die receptuur de Vlaamse mobiliteitsknoop ontwarren, is gedoemd om te mislukken. De filedruk op onze wegen steeg na de dip van de coronajaren vlotjes weer naar nieuwe recordniveaus.
Intussen zagen busreizigers bijna een op de zes haltes verdwijnen. Peeters kreeg de ondankbare taak toebedeeld om de grote hervorming van het vervoersnet in de praktijk te brengen die voorganger Ben Weyts (N-VA) had uitgetekend. Dat liep vele jaren vertraging op en leverde voorlopig vooral de toorn op van mobiliteitsorganisaties en getroffen reizigers. De tevredenheid van die reizigers stuikte jaar na jaar wat verder in elkaar.
Het paradepaardje van Peeters’ beleid was zonder twijfel de fiets. Ze slaagde erin, mede dankzij Europees geld, om de budgetten naar ongekende hoogtes te duwen. Ondanks logge procedures en lange doorlooptijden verbeterde de kwaliteit van fietspaden, -tunnels en -bruggen toch met rasse schreden.
In haar communicatie kwam Peeters moeizaam uit de verf.
Liep ze toch in de kijker, dan vaak omdat ze de meubels moest redden. Haar vlucht met een privéjet van Brussel naar Antwerpen, om de heropstart van de regionale luchthavens in de kijker te zetten, was ronduit knullig.