De groene N-VA-minister
Zuhal Demir pakte aan wat haar voorgangers lieten liggen: het stikstofprobleem. Maar ze stuurde ook aan op een ideologische polarisatie rond energie en klimaat.
Aan de ene kant doorbrak Demir met wisselend succes de jarenlange stilstand die haar voorgangster had achtergelaten op het vlak van natuur of omgeving. In de strijd tegen de klimaatopwarming ging ze dan weer op de rem staan. Dat leidde tot een interne tegenspraak in haar beleid: klimaat als grote bedreiging voor natuur.
Op het vlak van energie en klimaat was Demir volger en geen voortrekker. Pas toen bleek dat de markt voor windturbines aantrok, trok zij ook haar doelstellingen op – niet omgekeerd. En dus zijn er in deze regeerperiode niet meer gebouwd dan in de vorige. Op Europees vlak was ze zelfs geen volger, maar een dwarsligger. Ze predikte klimaatadaptatie, maar verzette zich actief tegen maatregelen om de klimaatopwarming te bekampen. Als minister van Omgeving ervoer ze hoe lastig het al is om bestaande wetgeving toe te passen en waarschuwde ze voor nog meer regelgeving vanuit Europa.
De focus lag meer op het bestrijden van oversubsidiëring. De ‘gedupeerde’ gezinnen met een digitale meter en zonnepanelen kregen na het arrest van het Grondwettelijk Hof nochtans een compenserende premie die in het licht van de daaropvolgende energiecrisis onnodig hoog was.
Stikstof is onverwacht de focus geworden van haar ministerschap. Het leverde haar veel aandacht en veel vijanden op. De boeren achtervolgen haar met het verwijt dat haar stikstofvoorstellen zijn geïnspireerd door de belangen van de Antwerpse industrie. Haar cassante houding maakte een compromis niet makkelijker. Maar het uiteindelijke stikstofdecreet belooft wel te realiseren wat veel van haar voorgangers hadden nagelaten.
Demir was alomtegenwoordig met een altijd assertieve, soms agressieve communicatie. Daarbij aarzelde ze niet om een selectieve lezing te geven van rapporten of adviezen. Het leverde haar het verwijt op van stokebrand of cavalier seul te spelen in de Vlaamse regering. Minister-president Jan Jambon (N-VA) moest haar enkele keren tot de orde roepen.
Ook de PFAS-problematiek belandde vanuit de actualiteit op haar bord. Daarbij maakte ze een punt van het principe dat de vervuiler betaalt: ze dwong het bedrijf 3M om 571 miljoen euro te betalen voor sanering. Haar pogingen om producent Eternit te laten betalen voor vervuiling met asbest, liepen moeizamer, maar ze nam wel maatregelen om Vlaanderen versneld “asbestveilig” te maken.
Ze was minister van Justitie, maar haar eigen beleid was niet altijd juridisch stevig verankerd. Haar strijd tegen het capaciteitstarief of tegen overgesubsidieerde zonneparken bijvoorbeeld leverden niets op. De Raad voor Vergunningsbetwistingen tikte haar op de vingers voor de vergunning van de ethaankraker van Ineos in Antwerpen.
Of andere doelstellingen uit haar beleid bereikt worden, zal pas later blijken. De doelstelling om 4.000 hectare extra bos aan te leggen, ligt buiten bereik. Het tempo halveren waarin open ruimte wordt ingenomen tegen 2025, zoals beloofd in de bouwshift, komt stilaan wel binnen bereik. Ook op het vlak van waterinfiltratie zijn er stappen vooruit gezet, maar de Europese richtlijnen rond waterkwaliteit tegen 2027 lijken onhaalbaar. De poging om door een intendant aan te stellen een lokaal draagvlak te vinden voor de Ventilus-hoogspanningslijn, mislukte.
De grootste uitdaging zit wellicht in het energie- en klimaatbeleid. De Vlaamse sociale partners (Serv) waarschuwden vorig jaar al dat Demir een factuur van CO₂-rechten achterlaat die de Vlaamse overheid minimum 350 miljoen euro kost. Maar evengoed is het mogelijk dat die erfenis tienmaal duurder is.