Brandversnellers
Dat Christian Burgess pas in zijn 451ste profwedstrijd tegen een eerste rode kaart aanliep, is een mirakel, de manier waarop dat gebeurde, was voorspelbaar: pesterij met een dosis venijn
“Ik denk dat ik dit beter in het Engels doe.” Zo begon Xabi Alonso aan zijn sensationele persconferentie. De Baskische coach, die straks Bayer Leverkusen voor het eerst in de geschiedenis tot kampioen zal kronen (dat mijn spellingchecker hardnekkig blijft proberen in voorgaande zin een n aan Bayer toe te voegen, zegt alles over de uitzonderlijkheid van die verwezenlijking), is het Duits meer dan machtig, maar wat hij te zeggen had, was bestemd voor oren over het Kanaal: the truth is in the ear of the beholder.
De trainer van het team dat dit seizoen nog geen enkele keer verloor, deelde mee dat hij besloten had bij Bayer Leverkusen te blijven. Liverpool zal nog minstens een jaar geduld moeten oefenen. Opmerkelijk, normaal gezien pakt een coach die onmogelijk beter kan doen zijn biezen. Niet Alonso. I am still young, zei hij tot drie keer toe – een teken dat hij wel degelijk het gevecht met zijn persoonlijke ambities was moeten aangaan.
Een paar dagen later probeerde Pep Guardiola na het bloedeloze gelijkspel van Manchester City tegen Arsenal zijn toehoorders ervan te overtuigen dat ze een fenomenale match hadden gezien, een wereldpartij waarin City op bijzonder hoog niveau had geacteerd. Hij deed dat volgens beproefd recept, goochelde wat met tactische termen, bleef net vaag genoeg om een onbestaand mysterie te voeden. De keuze lag bij de aanwezigen in de perszaal (en daar dan weer de luisteraars, kijkers of lezers van). Waren ze het met hem eens, werden ze gepromoveerd tot ingewijden, snapten ze de voetbalsport. Vonden ze het kijkstuk maar niks, werden ze uit het clubje van voetbalkenners geweerd. Verbazingwekkend veel mensen kiezen eieren voor hun geld, scharen zichzelf aan de zijde van de topcoach en verloochenen de negentig minuten waarin ze geeuwden als een hongerige leeuw.
Toen wilde iemand weten waarom Guardiola meteen na het laatste fluitsignaal zo ostentatief met Jack Grealish in conclaaf was gegaan, de winger die nog best goed was ingevallen. U deed het al vaker, sprak de man, wat is daar precies de bedoeling van? Waarom kiest u dat moment, met de camera’s erbij en voor een vol stadion, en wacht u niet tot in de kleedkamer om met uw spelers te spreken?
Goede vraag. Al tijdens de rust van speeldag één, uit bij Burnley, schoot Guardiola uit zijn krammen tegen Erling Haaland. De eerste helft was net afgefloten, Haaland had twee keer gescoord, Kevin De Bruyne was net tot ieders smart hervallen in oud blessureleed, het armlastige Burnley was geen partij voor het oppermachtige City, maar dat was allemaal van geen tel: de spits moest nog op het veld, met de camera op een paar meter afstand, met weidse gebaren de levieten gelezen worden.
In de perszaal muteerde de homo tacticus voor de ogen van de wereld in een homo sarcasticus. De vraag, op zich onschuldig, won door Guardiola’s reactie aan belang. Of misschien is Pep Guardiola, immer ook homo universalis, wel fan van Niña Weijers, die in haar roman Kamers antikamers schreef dat mensen zich in haast alle gevallen slechts de dingen afvragen waarop ze eigenlijk het antwoord al weten.
Guardiola toornde met uitgestreken gezicht dat hij zo publiekelijk tekeerging omdat hij over een buitenmatig ego beschikt. De journalist bleef beleefd, bezwoer de coach dat hij oprecht geïnteresseerd was in het waarom van de openlijke discussies met spelers. Pep deed er een schep bovenop: “Ik wil de beroemdheid zijn van het team. Ik heb die erkenning nodig om te kunnen slapen, daarom bekritiseer ik mijn spelers op het veld. Als Haaland drie keer scoort, dan moeten de complimenten naar mij gaan, niet naar hem. Mijn advies? Stop met filmen, probleem opgelost.”
Guardiola is een topcoach, absoluut, maar steeds vaker wordt die vaststelling een disclaimer voor raar gedrag. De Catalaan is enorm in zijn typetje gaan geloven. Waarschijnlijk is dat menselijk als je een seriële prijzenpakker bent. Hij is intelligent, leest boeken, mensen en voetbalwedstrijden, maar gebruikt zijn kennis niet altijd op een manier die anderen in hun waarde laat.
Ook verworden tot een typetje is Christian Burgess, rots in de branding van Union. Burgess speelt gretig de rol van boze wolf in de sprookjesclub uit Sint-Gillis. Ook hij is uitermate intelligent, zijn disclaimer is nog vele malen waardevoller dan die van Guardiola. Wie geregeld naar Calais afzakt om daar de havelozen te helpen, heeft als mens nog weinig te bewijzen. Hevig protest komt slechts uit de hoek van zij die het begrip ‘gutmensch’ politiek geframed hebben.
De voetballer Burgess is intussen haast een karikatuur geworden. Een vampier, die tegenstanders het bloed onder de nagels vandaan zuigt, en denkt dat als gif in zijn team te moeten injecteren. Dat werkte lang verbazingwekkend goed, maar vermoedelijk zijn intussen ook zijn ploegmakkers die spelletjes beu. Dat Burgess pas in zijn 451ste profwedstrijd tegen een eerste rode kaart aanliep, is een mirakel. De manier waarop dat gebeurde, was voorspelbaar: pesterij met een dosis venijn. Een te forse ingooi naar het gelaat van Tolu Arokodare van Genk, waarschijnlijk niet toevallig de spits die hem er eerder in de match een paar keer ongenadig had afgelopen.
Hoe om te gaan met het vuur dat onontbeerlijk is om te winnen? Dat blijft een aartsmoeilijke evenwichtsoefening in voetbal. Oppoken blijft niet duren, er een waakvlammetje van maken is ook niet de bedoeling. Xabi Alonso toont zich vooralsnog een vuurmeester: het brandt in hem, maar geen speler brandt zich aan hem. Guardiola en Burgess verslikten zich in hun gecultiveerde imago. Hun branie sloeg om in gotspe. Zij schroeiden zich aan het vreugdevuur dat ze steeds minder herkennen als dat van hun eigen ijdelheid.