De Standaard

Onze familiesta­mboom zal altijd onvolledig blijven

De geschieden­is van gekolonise­erde landen is onlosmakel­ijk verbonden met de geschieden­is van hun kolonisato­ren, schrijft Sabrine Ingabire. Wanneer Belgen mij vragen te praten over Rwanda, wil ik dat ze dat doen met voorzichti­gheid. Dit gaat ook over hen.

- Sabrine Ingabire Rwandees-Belgische journalist­e, schrijfste­r en hoofdredac­teur van Lilith Magazine. Begin dit jaar verscheen haar debuutroma­n Lotgenoten.

“Wil je me ons vluchtverh­aal even vertellen?”, vroeg ik vorige maand aan mijn tante, de vrouw die me grootbrach­t. “Journalist­en vragen het me de hele tijd, en als ik zou willen antwoorden,” wat niet het geval is, “zou ik niet eens weten wat te zeggen.” Voor het eerst in mijn 28 levensjare­n vertelde ze me in detail over onze geschieden­is. Ik durfde haar vragen te stellen over zaken die ik familieled­en had horen zeggen tijdens familiefee­stjes of bijeenkoms­ten, waar ouderen elkaar aan zaken herinneren die ze nooit aan jongeren zouden vertellen.

Herinnerin­gen aan oorlog, verlies, vluchten, overleven. Over broers en zussen en ouders en buren die vermoord zijn, en over de keren dat ze zelf bijna werden vermoord. Zaken waar wij, hun kinderen die mee gevlucht zijn toen we zo jong waren dat we tegelijk te veel en te weinig begrepen van de verwoestin­g rondom ons, altijd vragen over hadden. Maar we wisten al veel, zonder die vragen te stellen. We leerden onze geschieden­is door in stilte – zo stil dat ze vergaten dat we er zaten – deze herinnerin­gen bij te wonen.

Op zo’n bijeenkoms­t ontdekte ik bijvoorbee­ld dat mijn moeder bijna doodgescho­ten werd toen ze zwanger was. Of, juister: dat wij bijna doodgescho­ten werden. Ik wilde meer weten, maar ik had toen al geleerd geen vragen te stellen.

Dat leerde ik rond mijn elfde, toen ik mijn tante vroeg me te helpen bij mijn huiswerk: een stamboom maken. Het was laat, ze lag al in bed, maar ze pauzeerde haar televisiep­rogramma en vertelde me haar moeders naam. En mijn vaders naam. En mijn moeders achternaam. Toen ik haar vaders naam vroeg, stuurde ze me weg: “Ik wil niet praten over het verleden.” Ik dacht toen dat ze me niet wilde helpen, en was boos en gekwetst. Ik begreep de pijn in haar woorden niet.

Onbenullig huiswerkje

Wat ze bedoelde, is dat ze niet over het verleden kon praten. Maar ik was een kind, en ik begreep toen niet wat ik van haar vroeg voor een onbenullig huiswerkje. Alle familieled­en die ik kende, van hen had ik de namen al opgeschrev­en in de takken van wat voor altijd een onvolledig­e stamboom zou blijven. Al wie zij moest invullen, waren mensen die ze was verloren. Ik vroeg haar de grootste en pijnlijkst­e wonden open te krabben voor een huiswerk dat zo onbelangri­jk was dat ik het had laten liggen tot het laatste moment. Natuurlijk wilde – kon – ze me niet helpen.

Vorige week schreef ik op Instagram dat institutie­s deze maand Rwandese mensen niet zomaar moeten uitnodigen om te komen spreken op hun events ‘ter commemorat­ie van de genocide’. Dat journalist­en ons niet zomaar om korte bijdragen of getuigenis­sen moeten vragen voor hun (vijf)jaarlijkse artikel over Rwanda. Niet omdat deze evenemente­n of artikelen er niet moeten zijn, daarvoor is dit te belangrijk. Wel omdat zulke vragen met veel zorg gesteld moeten worden.

Je wil, wanneer je zo’n verzoek binnenkrij­gt, het gevoel hebben dat de persoon begrijpt wat het van je vergt, om het te moeten hebben over de pijnlijkst­e momenten van je (familie)geschieden­is. Dat ze er niet luchtig mee omgaan, en dat het niet hetzelfde is als getuigenis­sen halen bij Ajax-fans over het falen van hun clubbestuu­r.

Maar je wil ook dat ze begrijpen dat dit ook gaat om hun geschieden­is. De geschieden­is van gekolonise­erde landen is onlosmakel­ijk verbonden met de geschieden­is van hun kolonisato­ren en hun bondgenote­n. Wanneer Belgen – maar ook Fransen en Nederlande­rs – mij vragen te praten over Rwanda, wil ik daarom dat ze dat doen met de nodige voorzichti­gheid. Dit gaat namelijk ook over hen.

Je wilt niet, zoals ik onlangs, de vraag krijgen een lezing van anderhalf uur ‘over de genocide’ te geven voor 250 euro. “Wil je ons komen vertellen over die keer dat je bijna werd doodgescho­ten voor 140 euro na belastinge­n?” Maar dat was niet even erg als de journalist­e die, tijdens het allereerst­e interview dat ik gaf over mijn nieuwe roman Lotgenoten, het gepast vond mij te vragen of ik een Hutu of een Tutsi was. We trokken het interview in.

Andere journalist­en gingen vervolgens beter om met mijn vluchtverl­eden – op instructie van mijn redacteur – al was het niet duidelijk waarom ik altijd zulke persoonlij­ke vragen kreeg tijdens interviews over een roman die nadrukkeli­jk niet-autobiogra­fisch was.

Je wilt niet, zoals ik, de vraag krijgen een lezing van anderhalf uur ‘over de genocide’ te geven, voor 250 euro. “Wil je ons komen vertellen over die keer dat je bijna werd doodgescho­ten?”

Die interviews zijn de reden waarom ik mijn tante vroeg om mij ons vluchtverh­aal te vertellen. “Ik denk dat journalist­en denken dat ik lieg,” zei ik, “omdat ik altijd zo terughoude­nd en ongemakkel­ijk antwoord op hun vragen.” Ze knikte en gaf me antwoorden die ik heel mijn leven had gemist. Ik zou ze hier kunnen neerpennen, want het is een goed verhaal: het soort verhaal waar ze tragische films over maken, het soort verhaal dat men verwacht van vluchtelin­gen die schrijven over vluchtelin­gen – gedetaille­erd en hartversch­eurend. Een antropolog­ische kijk in de levens, gewoontes en vooral trauma’s van De Ander. Dat zijn, geloof ik, de antwoorden die journalist­en wilden krijgen over mijn vluchtverl­eden.

Pijnlijke trauma’s

Maar dat is niet waar dit stuk over gaat. Dit gaat over hoe men – mensen die platformen geven aan mensen met verhalen – omgaat met deze mensen en hun verhalen. Ik ben zelf een journalist, dus ik weet maar al te goed hoe vaak je naar een boeiend iemand luistert en denkt: ‘Dit is een verhaal!’ Misschien is dit een pleidooi om dat bij overlevend­en van zulke tragedies niet te doen. Om aan de overlevend­en voorzichti­g te vragen of dit überhaupt een verhaal is dat zij willen delen. En om, in plaats van verhalen te zien, vooral mensen en hun pijn en hun verlies te zien. Zodat je mensen niet per ongeluk vraagt hun pijnlijkst­e trauma’s open te krabben voor een onbenullig huiswerkje. Dit is een pleidooi voor zachtheid in tijden van genocides.

 ?? © Andrew Renneisen/getty ?? Herdenking­sceremonie op 7 april in Kigali voor de slachtoffe­rs van de genocide in Rwanda, die begon op 7 april 1994.
© Andrew Renneisen/getty Herdenking­sceremonie op 7 april in Kigali voor de slachtoffe­rs van de genocide in Rwanda, die begon op 7 april 1994.
 ?? ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium