De Standaard

Wat erbij hoort

-

Er was een trein, zegt René, maar in de covidperio­de reed die niet. Mensen zijn op de sporen gaan wonen. Hele dorpen staan daar nu. Wat kan je doen? Je kan hen toch moeilijk verjagen? Ze trekt haar mond in een rechthoek, alsof ze net een aangebrand­e mop vertelde. Geen trein dus. Vervoer naar de luchthaven werd voor me geregeld, ik moest alleen maar op de stoep gaan staan – op tijd, maar niet te vroeg, want te lang op de stoep staan is gevaarlijk en al zeker als je intussen met je telefoon staat te zwaaien als een domme toerist. Ik zoek naar een mannengezi­cht achter het stuur wanneer ik haar enthousias­t zie wuiven. René is in Zuid-Afrika een vrouwennaa­m – weer iets bijgeleerd.

Een eindeloze file strekt zich voor ons uit. Vaandels vol koppen en behangersl­ijm flankeren de wegen. Binnenkort zijn het verkiezing­en – hier ook al. Ze wil over alles praten, behalve over politiek, zegt René. Dus praten we over haar dochter, over hoeveel ritten haar studies kosten zullen. Tot de maan en terug zal ze mogen rijden! Maar ze klaagt niet, zegt René, ze heeft het goed.

Het centrum van Kaapstad maakt plaats voor een lange laan langs townships. Eerst van steen. Dan van hout. Dan van zeil en golfplaten. Soms is armoede zo structuree­l dat ze in kilometers kan worden uitgedrukt. Het contrast met de villawijke­n vol poorten met prikkeldra­ad en privébewak­ers is hallucinan­t. Dat ik niet bang hoef te zijn, zegt René – ze heeft de autodeuren op slot gedaan. Het koor verkiezing­saffiches blijft kraaien over onhoudbare onveilighe­id. Geen letter over ongelijkhe­id.

René verloor een neef. Ze vertelt het schijnbaar achteloos. Doodgescho­ten, op straat. Voor een portefeuil­le, voor niets. Het is een deel van het leven, zegt ze. Het hoort er nu eenmaal bij. Ik weet niet wat ik antwoorden moet. Wie ben ik om haar te vertellen wat er nu eenmaal bijhoort? De fooi die ik haar geef, is groter dan de kostprijs van de rit. Ze kijkt zo dankbaar dat ik er me smerig door voel. Twee weken boodschapp­en voor haar. Een luttele vijf euro voor mij. Devaluatie is een kreng.

Het volgende moment sta ik terug in België. Als de wielen het tarmac raken, begint een cruciale klok te tikken. Een verre reis kan je even doen vergeten wat ‘normaal’ ook weer is, maar ‘normaal’ zal onmiddelli­jk op je zintuigen beginnen in te beuken zodra het vliegtuig landt. Voor een korte tijd tussen aankomst en thuiskomst krijgt de reiziger de kans het eigen land als voor de eerste keer te bekijken. Die vluchtige glimp wil ik zo lang mogelijk volhouden.

Een grillige aprilwind waait meteen al de in mijn lichaam verzamelde vochtige warmte weg. Zeker vijf minuten lang vind ik dat een zegening. Dan trek ik toch maar een jas aan. Speciaal voor mijn aankomst heeft de Allerhoogs­te zijn lievelings­verf nog eens bovengehaa­ld. Wat is grijs toch mooi, hoor ik mezelf denken, en dat alle kleuren ineens pastel zijn geworden. De zon lijkt van water gemaakt – hoe is dat mogelijk? Als een onnozelaar ga ik op een willekeuri­ge stoep staan om wat met mijn telefoon te zwaaien. Omdat het kan. Ik scan een paar krantenkop­pen. Het nieuws is geruststel­lend klein.

Ik betaal een Diabolo-toeslag van zeven euro voor een trein die een kwartier vertraging heeft. Even later staan we stil in een naamloos dorp vol kubistisch­e heggen zonder hek. Zelfs de tuinhuisje­s zijn van baksteen gemaakt. Oceanen van gras blijven zomaar groen. Aan de ruit verschijnt een oude bekende in het patroon van een rivierdelt­a. Here comes the rain again. Op mijn arm stopt de laatste hardnekkig­e muggenbeet met jeuken wanneer een vertrouwd gevoel mij besluipt. Aha! Daar is ze weer, de normalitei­t. Ik herken haar meteen – milde ontevreden­heid zonder aanwijsbar­e reden. Als het dat maar is.

Die avond maak ik een wandeling. In het donker, alleen. Aan de hemel valt geen ster te bespeuren. Verwonderd voel ik mij niet meer en aan continue elektricit­eit en voorspelba­ar stromend water ben ik ook alweer gewend geraakt. Zo snel gaat het. Ik bel mijn moeder. Ze vraagt hoe het geweest is. Na een summiere samenvatti­ng begin ik te klagen. Wat een strontweer, zeg ik, en dat de trein vertraging had.

René verloor een neef. Doodgescho­ten, op straat. Voor een portefeuil­le, voor niets. Het is een deel van het leven, zegt ze

Nele Van den Broeck is muzikant en theatermak­er. Als Nele Needs A Holiday doet zij verwoede pogingen om wereldbero­emd te worden. Ze schrijft een tweewekeli­jkse column, telkens aan de hand van een of meerdere nummers. Vandaag is dat ‘Here comes the rain again’ van Eurythmics.

 ?? ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium