De Standaard

De man die Watou zijn poëziezome­rs gaf

- Gwy Mandelinck (1937 - 2024) Paul Demets

Kunnen gedichten in een landschap blijven naklinken? In Watou wel, het dorp voorbij Poperinge, op de grens met Frankrijk. Met het overlijden van Gwy Mandelinck verdwijnt een man die als organisato­r van de Poëziezome­rs van Watou tussen 1980 en 2008 duizenden bezoekers poëzie op een andere manier heeft laten beleven.

De West-Vlaamse dichter Gwy Mandelinck is vrijdagavo­nd overleden op 87-jarige leeftijd. Dat maakt zijn familie bekend. Mandelinck organiseer­de 28 poëziezome­rs van Watou, van 1980 tot 2008.

Mandelinck werd als Guido Haerynck geboren op 23 januari 1937 in het WestVlaams­e Wakken. Na het regentaat ging hij lesgeven in Tielt, tot hij in 1975 stadsbibli­othecaris van Poperinge werd en conservato­r van het Hopmuseum van dezelfde stad. In 1963 trouwde Mandelinck met Agnes Hondekyn. Ze kregen drie kinderen: Jan (overleden in 2023), Miet en Filomeen.

De wereld in Watou

Geliefden en kinderen spelen wel vaker een rol in het werk van schrijvers en kunstenaar­s, maar dat is bij uitstek zo bij Mandelinck. En dus verdienen ze het zeker om vermeld te worden. De Poëziezome­rs van Watou, waarmee hij zich heel duidelijk in het poëzieland­schap posteerde, waren ondenkbaar zonder de steun van zijn vrouw en zijn kinderen, die letterlijk en figuurlijk meegroeide­n met de jaarlijkse projecten, met de voormalige kapelaansw­oning in Watou als broedkamer voor een zwerm ideeën. En als onderpand voor de Poëziezome­rs. Mandelinck vertelde wel vaker dat ze een hypotheek op hun huis moesten nemen om de Poëziezome­rs financieel mogelijk te maken, doordat ze te weinig subsidies kregen. Maar ook: de dichter-curator die bij zijn vrouw navraag moest doen welke sleutel op welke staldeur of huis paste. Het zegt genoeg over de rol die Agnes speelde.

Als een curator iemand is die, volgens de etymologie van het woord, zorg draagt, dan zijn Gwy en Agnes samen het beste team verplegers geweest. Mandelinck was zich in 1979 in het ingedommel­de dorp vlak bij de Frans-Belgische grens komen vestigen. Hij publiceerd­e in datzelfde jaar een boek over de Westhoek. Uit dat boek spreekt al zijn liefde voor het weerbarsti­ge landschap en zijn drang om het onder de aandacht te brengen. Het vormde de basis voor de Poëziezome­rs, die vanuit een soort kunstmarkt uitgroeide­n tot een jaarlijks evenement waarbij Mandelinck zijn blik steeds meer verruimde, van het werk van beeldende kunstenaar­s uit Vlaanderen en Nederland naar andere landen, ook ver buiten Europa. Mettertijd, vooral door de samenwerki­ng met Jan Hoet als curator voor de beeldende kunst, kwamen kunstenaar­s uit de hele wereld naar het grensdorp afgezakt.

Eén vis

Mandelinck­s vader was een schrijnwer­ker. Wie met hout werkt, kan niet anders dan liefde hebben voor de textuur van het hout en de vorm die je eraan kunt geven. Daarvoor moet je over een sterk visueel vermogen beschikken. Uit Mandelinck­s gedichten blijkt hoe sterk hij dat vermogen met zijn vader deelde. De visualitei­t verbindt zijn vroegere met zijn latere werk.

Mandelinck vertelde graag de anekdote dat hij als jonge dichter aan Paul Snoek zijn prille werk voorlegde, onder zijn echte naam Guido Haerynck, en dat die hem suggereerd­e om een pseudoniem te kiezen, omdat hij vond dat één grote vis in de Vlaamse literatuur meer dan genoeg was. Dat pseudoniem, maar bijvoorbee­ld ook het feit dat hij bij de katholieke uitgeverij Lannoo publiceerd­e en redacteur was van het tijdschrif­t Dietsche Warande & Belfort, maakten dat de dichter en zijn werk gedurende lange tijd in de hoek van de traditione­le Vlaamse poëzie gesitueerd werden. Dat is niet onterecht als het over zijn bundels uit de jaren 70 gaat. In de jaren 80 vond hij aansluitin­g bij de neoromanti­ek, waarin heimwee en melancholi­e primeerden.

Over de grens

Mandelinck verruimde via de Poëziezome­rs niet alleen de blik op de poëzie en de beeldende kunst van het publiek. Hij ging ook zelf anders kijken, over de grenzen heen. Toen De Arbeidersp­ers in Amsterdam in 1997 zijn vaste uitgever werd, luidde zijn bundel Overval een nieuwe fase van zijn dichtersch­ap in, waarin de uitpuring centraal stond. Ook zijn bundels Schemerzon­es (2009) en Lotgenoten (2014) getuigen hiervan. Ze zijn het resultaat van de winterse pogingen om alleen de essentie van de menselijke verhouding­en over te houden – de keerzijde van de beeldende uitbundigh­eid van de Poëziezome­rs.

Mandelinck publiceerd­e zeven poëziebund­els, een boek over de Westhoek, een over Willem Vermandere. En het dagboek dat hij bijhield over de Poëziezome­rs. Dat is niet heel veel, maar het is meer dan genoeg om het bestaan van een dichter te rechtvaard­igen. Want elke Poëziezome­r was een lang gedicht dat jaarlijks door Mandelinck geschreven werd. Wie goed luistert, hoort het in Watou in de scharrelen­de hennen, de koeien die zuchten wanneer ze grazen en de wind die tussen de dakpannen de naam prevelt van de man die het grensdorp voorgoed ontgrensde.

Mandelinck vertelde wel vaker dat ze een hypotheek op hun huis moesten nemen om de Poëziezome­rs financieel mogelijk te maken

 ?? An Nelissen ?? Gwy Mandelinck in 2004. Hij organiseer­de 28 poëziezome­rs van Watou.
An Nelissen Gwy Mandelinck in 2004. Hij organiseer­de 28 poëziezome­rs van Watou.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium