De Standaard

Liegen? Dat doen wel meer auteurs

- ©

Hugo Claus was niet bang van een leugen om zijn levensverh­aal te verbloemen of op te smukken, blijkt uit de biografie die Mark Schaevers onlangs over hem publiceerd­e. En Claus is zeker niet de enige. De spanning tussen feit en fictie is voor veel auteurs een boeiend, maar soms gevaarlijk speelveld.

In de talrijke recensies en interviews na de publicatie van Mark Schaevers’ uitmuntend­e biografie van Hugo Claus (1929-2008) ging het opvallend vaak over de vele leugens en verdraaiin­gen over zijn leven, die Claus zonder gêne debiteerde en waarmee hij ook wegkwam. Voor Claus was schrijven een “chiquere manier van liegen”, hij noemde zich een “maskeradem­an” die zijn “schervenle­ven” onbeschroo­md naar zijn hand zette. Zelfs nu Schaevers heeft blootgeleg­d dat de jonge Claus tijdens de oorlog lid was van de Nationaal-Socialisti­sche Jeugd Vlaanderen, iets wat Claus altijd verzweeg, wordt hem dat blijkbaar niet aangewreve­n.

Een paar jaar geleden verscheen een biografie van de Nederlands­e dichter Lucebert (1924-1994), net als Claus lid van de vernieuwen­de generatie van de ‘Vijftigers’. Daarin onthulde biograaf Wim Hazeu dat de jonge Lucebert nazisympat­hieen had, vrijwillig in de oorlogsind­ustrie in Duitsland was gaan werken en brieven geregeld onderteken­de met “Sieg Heil” of “Heil Hitler”. Dat veroorzaak­te toen wél een schandaal.

Claus en Lucebert zijn niet de enige auteurs die hun biografie opsmukten, verbloemde­n of soms pertinente leugens over hun leven verspreidd­en. Daarom stonden ze weigeracht­ig tegenover biografen die hun leven zouden dissectere­n. Ook Nobelprijs­winnaar Ernest Hemingway (1899-1961) wilde dat de mythe van de avontuurli­jke alfaman die hij zelf mee creëerde na

Ernest Hemingway vertelde graag dat hij tijdens de Slag om de Ardennen wel 122 vijandige soldaten had neergescho­ten, maar dat aantal steeg met elk glas dat hij dronk

zijn dood in stand zou blijven. Nog steeds discussiër­en Hemingwayb­iografen niet alleen over het waarheidsg­ehalte van de reportages die hij als correspond­ent schreef over de Spaanse Burgeroorl­og, maar ook over de talrijke verhalen die terechtkwa­men in zijn romans en waarvan hij beweerde dat ze hem echt overkomen waren. Zo vertelde hij graag dat hij tijdens de Slag om de Ardennen in de winter van 1944 122 vijandige soldaten had neergescho­ten, maar dat aantal steeg met elk glas dat hij dronk, schreef een biograaf.

Spionageau­teur John le Carré (1931-2020) had dan weer een andere reden om ongerust te zijn over nieuwsgier­ige biografen. Hij verbood zijn biograaf Adam Sisman om onthulling­en te doen over zijn talrijke affaires. Maar doden kunnen geen veto’s meer uitspreken, moet Sisman hebben gedacht: drie jaar na Le Carrés dood kwam hij met een aanvulling op zijn biografie uit 2015, die hij ondubbelzi­nnig The secret life of John le Carré noemde. Daarin legde hij wél de amou

reuze escapades van Le Carré bloot. Intussen had Suleika Dawson, een van Le Carrés maîtresses, ook al een autobiogra­fie gepublicee­rd. In The secret heart vertelt ze openlijk over hun jarenlange geheime relatie.

Holocaustl­iteratuur

Vooral in autobiogra­fische romans of memoires leidt de spanning tussen wat echt gebeurd en wat gefabuleer­d is al eens tot problemen – zeker als de auteur zijn schrijfsel­s zelf voor waarheid verkondigt. Beroemd is het geval van de PoolsAmeri­kaanse auteur Jerzy Kosinski (1933-1991), die in 1965 De geverfde vogel publiceerd­e, een rauwe en realistisc­he autobiogra­fische roman waarin een Poolse jongen op zijn zwerftocht­en tijdens de Tweede Wereldoorl­og de gruwelijks­te dingen meemaakt. Het boek werd een ongekend succes en Kosinski werd bestempeld als een van de groten binnen de ‘Holocaustl­iteratuur’. Tot bleek dat hij niet zelf had beleefd wat hij had beschreven – hij en zijn gezin zaten immers ondergedok­en. Kosinski bleef romans schrijven, maar de impact van de onthulling­en op zijn leven eiste een zware tol. In 1991 stapte hij uit het leven.

Een berucht voorbeeld van verzonnen oorlogsmem­oires zijn die van Misha Defonseca, die in 1937 in Etterbeek geboren werd als Monica De Wael. In 1997 publiceerd­e ze haar autobiogra­fie Misha: a mémoire of the Holocaust years, waarin ze beschreef hoe ze als Joods weesmeisje door Europa zwierf en zelfs werd opgevangen door een groep wolven. Tot zij moest toegeven dat alles verzonnen was, tot haar Joodse identiteit toe. Ze weet haar bedrog aan het feit dat haar oorlogserv­aringen haar hadden getekend. Haar vader had verzetsstr­ijders verraden en werd door de nazi’s gedood. In 2014 werd ze door een Amerikaans­e rechtbank veroordeel­d tot de terugbetal­ing van 16 miljoen euro aan haar uitgever.

Bipolaire stoornis

Een ander beroemd voorbeeld is James Frey. In zijn memoires In

duizend stukjes (2003) beschrijft hij uitgebreid zijn alcohol- en drugsversl­aving, hoe hij werd opgejaagd door de politie en uiteindeli­jk afkickte in een ontwenning­skliniek. Tv-ster Oprah Winfrey verkoos het zelfs tot ‘boek van de maand’. Maar toen duidelijk werd dat Frey zo ongeveer alles verzonnen had, mocht hij het bij haar komen uitleggen, wat opnieuw tot controvers­e leidde.

Een recenter staaltje van biografisc­he fraude beging de misdaadaut­eur A. J. Finn, het pseudoniem van Dan Mallory, die als redacteur bij een grote Amerikaans­e uitgeverij samenwerkt­e met auteurs als Karin Slaughter, Nicci French en J. K. Rowling, en van wie zopas een tweede misdaadrom­an verscheen, Einde verhaal, verscheen. In 2019 veroorzaak­te hij controvers­e toen bleek dat hij elementen uit zijn biografie verzonnen had. Zo zou hij gestudeerd hebben in Oxford, zou zijn moeder zijn gestorven aan kanker en zou zijn broer zelfmoord hebben gepleegd, allemaal zaken die niet waar bleken te zijn. Toen hij met zijn leugens geconfront­eerd werd, weet hij dat aan zijn bipolaire stoornis.

Voor veel auteurs zal de spanning tussen feit en fictie altijd een boeiend speelveld blijven, waarbij de grens van wat geoorloofd wordt geacht vaak wordt opgezocht en soms overschred­en. Claus kwam er grotendeel­s mee weg omdat hij op een speelse manier zijn leven fictionali­seerde en het fabuleren haast tot kunst verhief. Maar dat is iets anders dan je publiek bewust om te tuin leiden om interessan­ter over te komen of om meer boeken te verkopen. Wellicht onderschri­jven de meeste auteurs wat Stephen King over de relatie tussen waarheid en fictie zei: “Fictie is een leugen en goede fictie is de waarheid binnen de leugen.”

 ?? Getty ?? Hemingway wilde dat de mythe van de avontuurli­jke alfaman in stand zou blijven (foto uit de jaren 50).
Getty Hemingway wilde dat de mythe van de avontuurli­jke alfaman in stand zou blijven (foto uit de jaren 50).
 ?? © the life images collection/getty ?? John le Carré in 1974.
© the life images collection/getty John le Carré in 1974.
 ?? © getty ?? Jerzy Kosinski schreef zijn gruwelijke ervaringen als kind tijdens WOII neer, maar die bleken verzonnen.
© getty Jerzy Kosinski schreef zijn gruwelijke ervaringen als kind tijdens WOII neer, maar die bleken verzonnen.
 ?? Belga ?? Hugo Claus.
Belga Hugo Claus.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium