Rolschaatsen op veld 63
Onze dochter rolschaatst door het huis terwijl ze een menuet van Bach fluit. Ze landt in een stapel knuffels die groot genoeg is om zacht neer te komen, maar niet zo groot dat ze wegzinkt in overvloed. Ze zegt dat ze van me houdt en ik zeg het terug. Ze vraagt of ik wist dat Leucanthemum Latijn is voor margriet.
De kans dat ze zal sterven aan een banale ziekte is klein. Een drama valt niet uit te sluiten, maar het zou uitzonderlijk en toevallig zijn. Ze lijdt geen honger en geen kou. Ze kan kiezen of ze vandaag een feestjurk of een jeansbroek wil aantrekken, eronder draagt ze sowieso twee verschillende sokken. Op school krijgt ze niet van de regel, de meeste mensen behandelen haar zelfs aardig. Als ze droef is, wordt ze aangespoord om over haar gevoelens te praten. Ze is vier en ik denk dat ze het spel heeft uitgespeeld – zoals die jongen met Tetris deed.
Ganzenbord is eeuwenoud. Het spel symboliseert de menselijke lotgevallen en levensjaren. Veld 31 is een waterput waar de pion pas uit mag als een andere speler erin valt. De eenzame gans ‘zit in de put’, daar komt het spreekwoord vandaan. Veld 52 is een gevangenis. Vakje 58 staat voor de dood: de pion reïncarneert subiet en begint opnieuw bij start.
Al honderden jaren worden de teerlingen geworpen en de pionnen naar voor geschoven. Soms moeten ze ook een paar passen achteruit nemen of beurten overslaan. Dan weer gaan ze dubbel zo snel vooruit of snijden een bocht af. Zo vergaat het de pionnen en de mensen.
De simpele spiraal tot in het midden voltooien lijkt bedrieglijk eenvoudig. Pas bij veld 63 is het einde bereikt. In ouderwetse uitvoeringen ziet het midden van het spelbord eruit als een groene weide. Een Tinyachtig meisje met een blauwe jurk speelt er vrolijk met een troep ganzen. Aan de arm draagt ze een mandje waarin appels zitten. Er bloeien bloemen wit en geel. Margrieten misschien.
Regelmatig denkt iemand dat het spel uit is en het einde van ontwikke
Ganzenbord is een toevalsspel. De ene speler komt pardoes in de idyllische weide terecht, terwijl de andere ganzen nog ploeteren onderweg
ling of geschiedenis is bereikt. Ten onrechte. Een van de meest hartverscheurende getuigenissen is die van Stefan Zweig. In De wereld van gisteren schreef hij hoe de pionnen dansten in vrede en vrolijkheid in de paradijselijke weide van appels en bloemen. De maatschappij leek af. Tot een geschokte Zweig besefte dat hij slechts bij vakje 58 was aangekomen. Dood. De mensheid terug naar start.
En nu, terwijl ik onze dochter zie rolschaatsen tussen tafel en zetel, weet ik toch wel zeker dat veld 63 eindelijk is gehaald. Het spel is afgelopen en de pionnen kunnen nu niet meer achterwaarts. De regels zijn onweerlegbaar. Uit is uit.
Wereldleiders komen te laat met hun oorlogszucht. Wij – mijn huisgenoten en ik – hebben onszelf in veiligheid gebracht tegen zulke onzin. Deze menselijkheid geven wij niet meer af. Wij willen niet meer in de put, zijn zelfs vakje 58 voorbij. Veld 63 is onze bezwering, van ‘ you shall not pass’.
Ganzenbord is een toevalsspel, winnen is geen kwestie van verdienste maar van puur geluk. De ene speler komt toevallig sneller vooruit en komt pardoes in de idyllische weide terecht, terwijl de andere ganzen nog ploeteren onderweg.
Politici die haat en verdeeldheid zaaien, kunnen ons niets meer maken. Op veld 63 wordt ons geluk niet langer bedreigd. In deze overvloed is plaats voor alle ganzen, pionnen, mensen. Onze enige zorg is nog om iedereen op het bord zo snel mogelijk onder de rozenboog naar veld 63 te krijgen. Alleen die akelige wereldleiders mogen achterblijven in de waterput.
“Ik wil graag op reis naar Oekraïne”, zegt onze dochter, terwijl ze tussen ons in ligt. “Goed idee,” antwoord ik, “maar nog niet meteen want daar is oorlog.” “Oorlog?” “Ja, dat is het ergste wat er is.” “Zo erg dat alles dan helemaal kapotgaat?” “Ja, alles kapot.”
Sanne Huysmans is schrijfster. In ‘Vijgen na Pasen’ schrijft een auteur iedere dag van de paasvakantie over iets wat te laat lijkt te komen om nog zin te hebben.