Het geheime leven van alledaagse dingen
“Een natuurkracht”, noemde zijn galeriehouder hem. Halle herontdekt Louis Thevenet, de discrete Brabantse schilder die inzoomde op het alledaagse en het vertrouwde.
In de Ensor-tentoonstelling over het Belgische stilleven tussen 1830 en 1930 viel zijn werk al op als een buitenbeentje. Als een verteller zonder personages, zo omschreef samensteller Bart Verschaffel de kunstenaar, wiens werk schippert tussen het archaïsche en het moderne.
Louis Thevenet, autodidact en veelschilder, bracht zijn vertrouwde leefomgeving in beeld. Vooral zijn interieurs en stillevens, in een warm kleurenpalet, vallen op. De sfeer in deze trage kunst is dromerig, maar ook nuchter en nooit gezocht. In uitgekiende, soms onhandige composities lichtte hij het geheime leven van alledaagse voorwerpen uit.
In Thevenets interieurs lijkt het altijd zomer. Ze tonen lege vertrekken, waar de dingen in het felle daglicht gekoesterd worden. Openstaande deuren, lange gangen en doorkijkjes spelen een hoofdrol. Er duiken nauwelijks figuren op. Een zeldzame keer dienen ze als rekwisiet: als een spoor van menselijke aanwezigheid, die een onderhuidse spanning aan de taferelen toevoegt.
Fauvist
In Interieur met zwarte tafel en hoed valt op hoe graag hij felwit en diepzwart combineert. Het schilderij uit 1910 komt uit een Nederlandse privéverzameling, maar behoorde ooit tot de collectie van koningin Elisabeth. Het dook op bij de samenstelling van de tentoonstelling in Halle.
De stad, waar de kunstenaar neerstreek in zijn laatste jaren, zet uitgebreid in op haar ereburger. Hij werd 150 jaar geleden in Brugge geboren, maar het grootste deel van zijn leven speelde zich af in Brussel en in de Zennevallei. Na zijn dood zou Ensor de kunstenaar, die aansluiting vond bij Brabantse fauvisten als Rik Wouters en Edgard Tytgat, eren als “meester-schilder van de zaligheden uit Zuid-Brabant”.
Thevenets jeugdjaren verliepen avontuurlijk – hij monsterde op zijn achttiende aan als hulpkok op een schip op de grote vaart. Eens hij zijn roeping als schilder gevonden had, groeide hij uit tot een introverte figuur. Zijn mentor Auguste Oleffe troonde hem mee naar Nieuwpoort, waar ze vijf jaar verbleven om er in alle rust te werken. Thevenet bleef er vooral binnen, kijkend naar zijn kleine leefwereld.
Lokale verankering
De kunstwereld adopteerde hem toen hij medeoprichter werd van de kunstkring Labeur, in 1904 bij een groepstentoonstelling in Antwerpen exposeerde en lid werd van La Libre Esthétique. In 1913 kreeg hij een solo bij de Brusselse galerie Giroux, die geen succes werd. Thevenet moest zijn hele leven de eindjes aan elkaar knopen. Hij verhuisde in totaal zestien keer en landde uiteindelijk in een volkse buurt in Halle.
Vaak is hij afgeschilderd als een kluizenaar, koppig voortwerkend in onthechte soberheid. Wat de retrospectieve toont, is dat hij deel uitmaakte van een clan van artistieke geestesgenoten en vaak naar buiten kwam. Hoe hij de meanderende Zenne portretteerde, de gevel en de toog van pittoreske cafés in Halle of de Mariadevotie in de stad: zijn lokale verankering komt uitgebreid aan bod in deze verzorgde expositie.
Ze mikt op een breed publiek, brengt veel onbekend werk bij elkaar en speelt zich af op twee locaties. De toonomstandigheden zijn niet ideaal. In Den Ast, een erfgoedcentrum in een oude mouterij, tuimelen de schilderijen zowat over elkaar. In Villa Servais, een gerestaureerd pand van de cellist François Servais, eisen Thevenets stillevens de hoofdrol op, maar het gastenverblijf heeft beperkte openingsuren.
Muziek was alomtegenwoordig in het leven van Thevenet. Zijn beide ouders waren muzikant, in zijn schilderijen duikt vaak een harmonium of cello op. Toch blijft dit een oeuvre en sourdine, dat alle ruimte laat voor de verstilde tijd.
Louis Thevenet, een leven in kleur
Den Ast en Villa Servais, Halle, tot 27/10. Het gelijknamige boek is uit bij Hannibal.
★★★☆☆