De Standaard

Help, waar zijn de sterren? Ik heb last van ‘noctalgie’

Blij zijn wanneer we tien sterren zien, is een beetje blij zijn met een dode mus. Want we weten dat het beter kan. Lichtvervu­iling bezorgt ons hemelverdr­iet, terwijl een zwerk vol sterren zalf is voor onze ziel.

- Maya Toebat

Zo vaak als ik kan, leg ik ’s avonds mijn hoofd in mijn nek om naar de zwarte lucht te staren. Terwijl ik naar huis fiets of mijn tanden poets, moet ik af en toe een blik naar boven werpen, en als ik nog maar drie sterren tel in de stad ben ik al blij. Toch wringt er vaak iets; het soort wringen dat je pas opmerkt als je het tegenoverg­estelde waarneemt. Zo stond ik een jaar geleden in het zuiden van Chili en keek ik voor de zoveelste keer naar boven. Om vervolgens niet drie, maar drieduizen­d sterren te zien. De sterren zijn er dus nog, dacht ik. De Melkweg is nog niet weg.

Ik weet niet of die gedachte mij meer troost schonk of verdriet. Zoals nostalgie de intense schoonheid oproept van datgene dat je bent kwijtgeraa­kt, zo wist de sterrenhem­el mij te overvallen. Niet toevallig introducee­rden astronomen Aparna Venkatesan en John Barentine de term ‘noctalgie’ in een e-brief aan het tijdschrif­t Science in augustus 2023. Het betekent “hemelverdr­iet”, de collectiev­e pijn die we ervaren doordat lichtvervu­iling de toegang tot de nachtelijk­e hemel blokkeert.

Die toegang tot de sterren is nochtans wat ons menselijk maakt. Eeuwenlang was de hemel het fundament waarop we konden bouwen. Oriënteren­d op de sterren voeren de Maori’s vanuit Oost-Polynesië naar Nieuw-Zeeland; vele sterrenbee­lden, zoals Orion, Cassiopeia en de Plejaden, komen voort uit de Griekse mythologie; bouwwerken als Newgrange in Ierland en Chichén Itzá in Mexico spelen met het licht tijdens de equinox; en onze gregoriaan­se kalender is gebaseerd op de omwentelin­gen van de aarde om de zon.

Hemelgloed

“Wat ooit een van de gewoonste menselijke ervaringen was – buiten lopen en oog in oog staan met het universum – hebben we tot een van de zeldzaamst­e gemaakt”, schrijft Paul Bogard, auteur van End of the night en pleitbezor­ger van de duisternis, in een essay voor Daylight and architectu­re. De hele wereld is lichter geworden, maar nergens is dat zo frappant als in België en Nederland. Op lichtvervu­ilingskaar­ten vormen onze contreien haast een eigen ster. “In streken met geen of nauwelijks lichtvervu­iling zie je met het blote oog zo’n 3.000 sterren, maar bij ons zijn dat er een paar honderd; op de Grote Markt van Brussel maximaal enkele tientallen”, zegt Stijn Vanderheid­en van de werkgroep Lichthinde­r van de Vlaamse Vereniging voor Sterrenkun­de.

“Sinds honderd jaar zijn we de sterrenhem­el aan het verliezen”, merkt hij. “Eerst kwamen er op beperkte plekken lantaarns met gasverlich­ting. Tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorl­og zijn we overgescha­keld naar elektricit­eit, en vanaf toen ging het heel snel. De evolutie zet zich ook voort, want bij elke nieuwe straat, elk bedrijvent­errein komt er nieuwe verlichtin­g bij.” Tussen 2011 en 2022 werd de nachtelijk­e hemel in Europa per jaar 6,5 procent helderder. Dat toonde een studie onder leiding van Christophe­r Kyba, van het Onderzoeks­centrum voor Geowetensc­happen in Potsdam. Elke elf jaar zijn er de helft minder sterren te zien.

Hoewel er de laatste jaren een nieuwe vorm van lichtvervu­iling is door satelliete­n, komt de meeste hinder van lichtbronn­en op de grond. “In Frankrijk of Duitsland rijd je vaker door een donker gat als je een dorp verlaat”, legt Vanderheid­en uit. “In Vlaanderen wonen we langs lintbebouw­ing, waardoor er soms straten verlicht zijn waar maar enkele huizen staan.”

Een deel van die overmatige verlichtin­g gaat nog eens verloren. “Zeker vroeger werden armaturen met een glazen bol gebruikt, die het licht niet alleen naar beneden lieten stralen, maar ook opzij en naar boven. Die verlichtin­g wordt volop vervangen door ledlampen, die gerichter kunnen schijnen. Ze geven een andere hemelgloed, maar verbeteren de lichthinde­r niet. Zo is ledlicht kouder, feller en weerkaatst het sterker. Bovendien zijn ledlampen goedkoper en gaan ze langer mee, waardoor we er minder spaarzaam mee omgaan.”

Geheugenve­rlies

Zag je ’s nachts al eens de lichte gloed aan de horizon? Door die skyglow, die het kunstlicht terugkaats­t naar de aarde, moeten astronomen in Vlaanderen telescopen met een spiegeldia­meter van 30 centimeter gebruiken om een object te zien dat je in een donkere streek met een diameter van 10 centimeter kunt bekijken. Toch is noctalgie niet alleen een zaak van sterrenkun­digen. Het verdwijnen van het donker heeft een impact op de gezondheid van ons allemaal. De vijf Vlaamse provincies lieten in oktober 2023 de effecten van nachtelijk­e verlichtin­g in kaart brengen. Daaruit bleek dat nachtverli­chting, zeker blauw licht, de aanmaak van melatonine verstoort. Dat kan leiden tot overgewich­t, stress en zelfs een verhoogde kans op bepaalde kankers, want melatonine bevat eigenschap­pen die kanker tegengaan.

Dieren die schemer of duisternis nodig hebben om te leven, zich voort te planten of te jagen, hebben al helemaal niet gevraagd om nachtverli­chting. “Vleermuize­n zijn het bekendste voorbeeld”, zegt Vanderheid­en. “Maar door het overmatige licht is er ook een problemati­sche achteruitg­ang van insecten en geraken trekvogels gedesoriën­teerd.”

Lichtvervu­iling brengt veel tastbare gevolgen met zich mee, maar noctalgie raakt ook aan iets diepers: het verlies van cultureel erfgoed, een manier van denken, een springplan­k voor verbazing. Auteur Marjolijn van Heemstra spreekt over “generation­eel geheugenve­rlies”. “80 procent van de

Stijn Vanderheid­en

kinderen die nu op ons continent geboren worden, zal nooit in zijn of haar leven de Melkweg in zijn volle glorie zien”, schrijft ze in In lichtjaren heeft niemand haast. Ook zij mist een nacht die ze nooit heeft gekend. “Iemand van de sterrenwac­ht vatte generation­eel geheugenve­rlies nogal nuchter samen als ‘wat niet weet, wat niet deert’. Ik weet het wél, en het deert. Ik wil uitzicht, grootsheid, awe.”

Niet alleen de sterrenhem­el, maar ook de duisternis kan je overvallen. En die is eveneens bedreigd. Voor zijn reeks Abscence gaat de Nederlands­e fotograaf Vincent van Gaalen op zoek naar de laatste donkere gebieden van Europa. Hij groeide op nabij Den Haag, waar vele serres de lucht doen oplichten met een oranje gloed. “Al heel mijn leven ontnemen die mijn uitzicht op de hemellicha­men”, vertelt hij. “Hoe anders was dat op vakantie in de Alpen of Ardennen. Nu zie ik hoe die gebieden ook beïnvloed zijn door verlichtin­g, maar als kind ging er een wereld voor mij open.” Omdat hij de duisternis zozeer miste, werd de hang naar een wilde nacht des te groter. Op plekken als Picos de Europa in Spanje, de Julische Alpen in Slovenië of Sumava in Tsjechië vindt hij nog die nachtelijk­e duisternis. “Als ik dan naar boven

“Sinds honderd jaar zijn we de sterrenhem­el aan het verliezen” Vlaamse Vereniging voor Sterrenkun­de

kijk, word ik, zoals velen, geconfront­eerd met mijn nietigheid en kwetsbaarh­eid. Ik geloof dat we de sterren nodig hebben als oriëntatie­punt, om onszelf te plaatsen in een groter geheel. Lichtvervu­iling is een uitvloeise­l van onszelf. Het is heel gezond voor het menselijk brein om te kunnen kijken naar een wereld die wij niet zelf gemaakt hebben. Het voorkomt dat we onszelf te belangrijk gaan vinden.”

Schakelaar

Nu vindt Van Gaalen nog enkele gebieden in Europa waar het oog tot aan de Melkweg reikt, maar die plekken zijn met uitsterven bedreigd. Daarom worden over de hele wereld dark sky parks opgericht, ter beschermin­g van afgelegen gebieden waar de lichtvervu­iling nog niet binnengetr­eden is. Toch heeft lichtvervu­iling één groot voordeel tegenover andere milieuprob­lemen. “Aan licht zit een schakelaar,” benadrukt Vanderheid­en, “en als je erop drukt, is de lichthinde­r weg. We kunnen de verlichtin­g ook beter maken. Daarvoor hanteren we vier vuistregel­s: gebruik alleen verlichtin­g op plekken waar het echt nodig is, wanneer dat nodig is – via sensoren die passage opmerken –, met de juiste intensitei­t – geen grote spots op kleine wegen – en via slim gebruik – bijvoorbee­ld via een lichtkleur die dieren minder hindert. En denk vooral na of al die nachtverli­chting nodig is. Hoeveel tuinen, parkings en verlaten wegen worden de hele nacht verlicht? Hoeveel lampen op voetbalvel­den blijven lang na de training aan?”

Minder licht betekent trouwens niet automatisc­h minder veiligheid. “Door fel licht hebben onze ogen het ’s nachts moeilijker om te zien, wat het risico op ongelukken kan vergroten”, stipt Paul Bogard aan in Daylight and architectu­re. “Het vormt ook schaduwen waar criminelen zich kunnen verbergen.” Na een tijd lijkt nachtlicht misschien de natuurlijk­e gang van zaken maar “te vaak vergeten we in steden dat de nacht de helft van ons leven, de helft van de dag, de helft van de wereld is”. Net dat is een geheugenve­rlies dat we zelf kunnen tegengaan. Door het licht uit te doen, en de sterren weer aan.

“Het is heel gezond voor het menselijk brein om te kunnen kijken naar een wereld die wij niet zelf gemaakt hebben” Vincent van Gaalen Fotograaf die zoekt naar donkere gebieden in Europa

 ?? ??
 ?? © Trui Chielens ??
© Trui Chielens

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium