De rode vakman die geen tegenspraak duldt
De expertise van Vandenbroucke staat buiten kijf, zowel binnen de regering als in de gezondheidszorg. Zijn belerende en opvliegende stijl weliswaar ook, net als zijn gebrek aan transparantie.
“He’s back, bitches”. Met die gevleugelde uitspraak kondigde Conner Rousseau de rentree van oudgediende Frank Vandenbroucke (68) aan. Zijn eerste opdracht was helder: orde op zaken stellen in de coronacrisis. Hij nam daarbij de touwtjes meteen stevig in handen, soms tot ergernis van de deelstaten. Hij gaf de gezondheidsexperts meer slagkracht en aarzelde niet om fors in te grijpen. Dat leverde hem veel populariteit op, maar vervreemdde een deel van de maatschappij ook van het beleid.
Never waste a good crisis. Vandenbroucke dacht daarbij ook op de langere termijn en probeerde de crisis te gebruiken als hefboom voor de broodnodige hervorming van de ziekenhuissector en het zorglandschap. Hij haalde daarbij een aantal slagen thuis, maar op de grootschalige ziekenhuishervorming of de herziening van de artsenlonen blijft het nog altijd wachten. Daarbij rijst de vraag of hij met vele extra budgetten niet verder had moeten springen deze legislatuur.
Als socialistische minister stak hij zijn ideologie niet onder stoelen of banken. Een van zijn belangrijkste strijdpunten was de wet die bepaalt dat artsen straks geen supplementen meer mogen doorrekenen aan financieel zwakkere patiënten. Dat bracht hem in stevig conflict met de grootste artsenvakbond BVAS, die hem verweet “het vrije initiatief van artsen te fnuiken” en naar een “staatsgeneeskunde” te willen evolueren. In de aanpak van de half miljoen langdurig zieken koos Vandenbroucke voor de fluwelen handschoen. Dat zette voorlopig niet veel zoden aan de dijk.
Vriend en vijand erkennen de expertise van Vandenbroucke, maar hij was zich ook goed bewust van zijn autoriteit. Als vicepremier schrok hij niet terug voor ouderwetse powerplay. Verschillende vicepremiers getuigden over zijn driftbuien en woede-uitbarstingen op het kernkabinet.
Ook met kritische vragen heeft hij het vaak moeilijk. Dat leidde tot dovemansgesprekken in het parlement. En ook wat transparantie betreft, is hij niet vies van het strategisch achterhouden van informatie. Zijn stijl blijft het grootste pijnpunt. Het beste voorbeeld is zijn passage in De tafel van vier waar hij een huisarts belerend terechtwees en daarmee een groot deel van het werkveld verloor. En daarmee schiet hij vooral zichzelf in de voet.