De Standaard

Ze zeggen dat euthanasie snel gaat en pijnloos is, maar ze liegen

- Anita Duprez Berchem

Anita Duprez schreef het hallucinan­te verhaal neer over het levenseind­e van haar moeder. Ze wil niemand beschuldig­en, wel houdt ze een pleidooi om de euthanasie­wet te versoepele­n. In de woorden van haar moeder: “Ik heb al zo veel pijn gehad en nu is het nog niet gedaan. Waarom toch?”

Mijn moeder heeft een mooi leven gehad.Zewaswelko­mineenwarm­gezin als vierde kind, na het verlies van een doodgebore­n tweeling. Ze kreeg later nog een broer en een zus. Ze groeide op in een klein dorp en hoewel de Tweede Wereldoorl­og volop woedde, kende ze een gelukkige jeugd.

Ze huwde en kreeg twee kinderen, ze had gehoopt op meer, maar de natuur stak daar een stokje voor. Nadat ze in 1997 weduwe was geworden, heeft ze nog een zeer actief leven geleid: ze nam enthousias­t deel aan het vereniging­sleven, ze maakte veel reizen in binnen- en buitenland. Er was ook veel tijd voor haar kinderen, kleinkinde­ren en achterklei­nkinderen. Ze woonde zelfstandi­g in een kleine servicefla­t – “mijn hemeltje’, noemde ze die.

Kort voor haar 94ste verjaardag besefte ze dat haar zelfstandi­gheid afbrokkeld­e. Omdat ze niemand tot last wilde zijn, koos ze voor een woonzorgce­ntrum. Dicht bij mij, enkele kleinkinde­ren en de twee achterklei­nkinderen, haar oogappels.

Ze paste zich snel aan in het woonzorgce­ntrum. Ze genoot van haar ruime kamer, de lange gangen waarin ze kilometers aflegde, en het regelmatig­e bezoek. Na zes maanden begonnen haar fysieke beperkinge­n te wegen. Ze had een ernstige vorm van eczeem, vooral op haar voetzolen, waardoor ze haar ietwat obsessieve wandelen moest staken. Een behandelin­g met cortisone bood geen soelaas. Haar gehoor ging snel achteruit, de hoorappara­ten hielpen haar niet. Tv-kijken lukte alleen nog met ondertitel­s, maar zelfs dat ging op den duur niet meer, want ook haar zicht liet het afweten. Volgens de oogarts werd ze langzaam blind omdat haar netvlies bloedde. De abonnement­en op de krant en Humo moestenwor­denopgezeg­d. Ze zakte steeds dieper weg. In april vond ik papiertjes – die ik jammer genoeg niet bewaard heb – waarop ze schreef dat ze een mooi leven had gehad maar dat het stilaan uit mocht zijn, want de beperkinge­n vielen haar te zwaar. Ze zou enkele maanden later 95 worden, ze wilde een feest in beperkte familiekri­ng en dan wou ze weg. De papieren waren in orde, ze was er gerust op.

Een maand “bedenktijd”

Mijn moeder ging met haar tijd mee. Ze was een nuchtere vrouw die niet rond de pot draaide. Ze was christelij­k opgevoed, maar al jaren erg ontgoochel­d in de katholieke kerk. Als reactie werd ze twintig jaar geleden lid van de Unie der Vrijzinnig­en. Ze was blij met de euthanasie­wet. Ze stelde een levenstest­ament op en om de vijf jaar vernieuwde ze trouw haar Leifkaart (kaart van het LevensEind­e Informatie­Forum waarop iemands wilsverkla­ringen vermeld staan, red.). Ze voelde zich veilig en was ervan overtuigd dat ze zelf de touwtjes in handen had.

Eind juni viel ze in het woonzorgce­ntrum uit haar bed. Gelukkig had ze niets gebroken. Er was alleen ‘blikschade’: open wonden aan haar knieen en haar arm. De verzorging was pijnlijk. De kompressen moesten dagelijks vervangen worden. Op haar arm had ze een grote, rauwe, open wonde, omdat het kompres verkeerd was aangebrach­t.

De pijn werd haar te veel en ze vroeg euthanasie. De dokter kwam en samen met een collega besliste hij dat ze een maand “bedenktijd” moest nemen. Haar lichamelij­ke ‘ongemakken’ waren niet van die aard dat ze snel zou sterven. De pijn kon verholpen worden met morfineple­isters en de sinds kort afgebouwde antidepres­siva zouden worden heropgesta­rt.

Mijn moeder had enkele vriendinne­n die euthanasie hadden gekregen via de spoedproce­dure. Ze vond het oneerlijk dat zij een maand moest wachten. Zij had haar blaaskanke­r overwonnen. Ze leefde nu al zes jaar ‘comfortabe­l’ met een urostoma. Wat was ze ontgoochel­d. Alles was toch in orde? Ze zette het zelfs nog eens op papier: “Ik wil dood! Ik wil euthanasie!” Onderteken­d, met de plaats en de datum erbij.

Ze kon het bijna niet geloven en wij ook niet. Mijn moeder sprak met ieder van ons, alle kinderen en kleinkinde­ren. Ze legde ons uit dat ze heel blij was met haar leven, dat ze fier was op ons allemaal. Dat ze overtuigd was dat iedereen het goed had en dat zij geen bijdrage meer kon leveren, geen meerwaarde meer kon betekenen. We mochten niet boos zijn, maar haar ongemakken waren te zwaar en uitzichtlo­os, ze wilde niet langer afzien. Dat was ook het verhaal dat ze deed aan de tweede arts, die de euthanasie­vraag moest onderzoeke­n.

Alles was toch in orde? Mijn moeder zette het zelfs nog eens op papier: “Ik wil dood! Ik wil euthanasie!” Onderteken­d, met de plaats en de datum erbij

Ze weigerde om zich nog aan te kleden, droeg geen hoorappara­at meer, de tv mocht niet meer aanstaan, haar bril ging in de schuif, ze zat permanent met de ogen dicht, ze at amper. Ze beloofde ons wel dat ze zou blijven drinken. Aan iedereen die binnenkwam, vertelde ze dat ze weg wilde en vroeg ze waarom ze nog zo lang moest wachten. Ze zou zich toch niet meer bedenken. Ze heeft haar kamer nooit meer verlaten. Ze zat twee weken in haar relaxfaute­uil en toen haar benen doorligwon­den vertoonden, besloot ze om in bed te blijven.

Een vrouw zien afbrokkele­n

Ik heb mij gedurende die eerste twee weken tevergeefs ingespanne­n om de euthanasie te bespoedige­n. Eerst ging ik op zoek naar een Leifarts. Tevergeefs belde ik naar Leif Regionaal, maar daar kon men mij blijkbaar geen namen of telefoonnu­mmers van artsen geven. Ik kon alleen een afspraak krijgen, twee weken later. Ik smeekte of ik hun een e-mail mocht sturen met mijn vragen, zodat ze die konden doorsturen naar een Leifarts. (Ik was ervan overtuigd dat ik iemand kon vinden die wel het lef zou hebben om de mens voorrang te geven op de wet). Ook dat werd mij geweigerd.

Alle hulpverlen­ers die haar kenden, vonden het verschrikk­elijk. Samen zagen we een mooie, zelfstandi­ge, fiere vrouw afbrokkele­n tot een wrak. Iedereen wilde helpen, maar niemand wist hoe.

De directie van het woonzorgce­ntrum gaf me het telefoonnu­mmer van Wim Distelmans, voorzitter van Leif, met deze boodschap: “Ga met je moeder bij hem op consultati­e, misschien lukt het daar, wij mogen niet, wij kunnen niet, wij worden gecontrole­erd...”

Distelmans was met vakantie, maar daar vond ik voor het eerst wel een begripvol, luisterend oor bij Leif, én de juiste info. Waarom kreeg ik dat nummer twee weken eerder niet door van Leif Regionaal?

Toegegeven, wij zijn na dat contact met Leif Regionaal ook bij de pakken blijven zitten, hebben haar verteld dat wat zij vroeg ons niet lukte. We gingen dagelijks op bezoek. Alleen op de achterklei­nkinderen reageerde ze nog, die kropen bij haar in bed om haar te troosten. Zij waren allebei zeven en wisten wat er zou gebeuren.

Ondertusse­n smolt ze verder weg. Aan een verpleegst­er vertelde ze: “Als ik de kracht had, dan hing ik mij op.”

Radeloze verpleegst­ers

Na een maand nutteloos fysiek en psychisch lijden was ‘de grote dag’ aangebroke­n, vandaag zou de euthanasie gebeuren.

Ze stond erop om gedoucht te wor

den. Ze wilde haar oudste, vaakst gewassen en daardoor meest versleten, maar ook zachtste slaapkleed aantrekken – haar huid was helemaal kapot door de cortisonep­illen en -zalven. De dag voordien had ze haar kleindocht­er verteld dat ze spijt had dat ze niet meer naar de kapper had kunnen gaan. Ze kwamen samen tot de conclusie dat dit eigenlijk niet belangrijk was.

Omdat ze gek werd van de jeuk, kreeg ze medicatie tegen de jeuk, een afgemeten maximum. Vandaag mocht het meer zijn. Ze dutte geregeld in, maar bij elk wakker moment vroeg ze ons hoe het zou gebeuren. Mijn broer is verpleger en legde de procedure telkens rustig en haarfijn uit. Gerustgest­eld dommelde ze weer in.

Om kwart over twaalf begonnen ze eraan. Ze vroegen ons om naar buiten te gaan, maar omdat we vonden dat er een vertrouwd gezicht aanwezig moest zijn, is mijn broer gebleven. Na een kwartier kon ik mij niet meer inhouden en ging ik kijken. Ik zag mijn moeder jammeren, onder een bebloed laken, omringd door radeloze verpleegst­ers. Het infuus prikken lukte niet. Haar huid sprong open en bloedde, de aders sprongen weg en scheurden, de dokter moest komen. Een kwartiertj­e later kregen we het verdict. De euthanasie waarop mijn 95-jarige moeder een maand had moeten wachten, kon niet doorgaan. Iedereen was radeloos: wie zou het haar vertellen? De dokter nam de ondankbare taak op zich.

Wat nu? Wat waren de alternatie­ven? Een katheter in de lies kan in zulke gevallen soelaas bieden, maar dat moet door een specialist gebeuren. Een universita­ir ziekenhuis moet je daar niet mee lastigvall­en, dus werd contact opgenomen met een perifeer ziekenhuis. Twee specialist­en kwamen in aanmerking, maar de ene had vakantie en de andere zat ziek thuis.

Dan maar palliatiev­e sedatie. Wij moesten de toestemmin­g geven, maar eigenlijk hadden we geen keuze. We voelden ons zo machteloos. Wij zaten bij onze moeder en probeerden haar te troosten, ze moest nog meer geduld opbrengen, het speet ons, het speet iedereen.

“Ze liegen allemaal”, zei mijn moeder. “Ze zeggen dat euthanasie snel gaat en pijnloos is, maar ze liegen. Ik heb al zoveel pijn gehad en nu is het nog niet gedaan. Waarom toch?”

Ze stierf om tien voor drie

Ondertusse­n was de arts blijven zoeken, waarvoor we hem eeuwig dankbaar zijn. Ik denk dat hij in overleg met de specialist in ziekteverl­of toch nog een manier had gevonden om de euthanasie in een vertraagde vorm te laten plaatsvind­en. Het zou gaan via subcutane inspuiting­en in de buik, zeer traag en zeer geleidelij­k, met tussenpoze­n van telkens 10 minuten, maar uiteindeli­jk met hetzelfde resultaat.

Ze verzekerde­n ons dat ze na de volgende stap snel zou slapen en niet meer zou wakker worden. Deze keer bleef iedereen bij haar. Ze kreeg injecties in de buik, en viel langzaam in slaap.

Ze stierf om tien voor drie. Wij dachten dat het tien voor zes was, het leek eindeloos.

Mijn moeder schonk haar lichaam aan de wetenschap. Het werd gebruikt voor een studie naar niet-invasieve operatiete­chnieken en werd drie weken later al vrijgegeve­n. Voor de achterklei­nkinderen van zeven was dat een meevaller. Het afscheid van hun ‘poepoe’ kon afgerond worden.

Het werd een viering in beperkte kring. De kinderen hebben haar kist versierd met verf en stiften en we zongen samen een aangepast afscheidsl­ied. We koesteren allemaal een beetje van haar assen. De rest is verstrooid en opgenomen in de natuur.

 ?? © rr ?? De moeder van Anita Duprez met haar achterklei­nkinderen.
© rr De moeder van Anita Duprez met haar achterklei­nkinderen.
 ?? ??
 ?? © Annelien Smet ??
© Annelien Smet
 ?? ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium