Een kleinood, maar dan wel eentje van bij de antiquair
Warm
Een tekstgetrouwe opvoering van een Nobelprijswinnaar: daar wil je naartoe, want zo vaak zie je die niet meer. Tg Stan en Discordia brengen het melancholische van Jon Fosse met passie, maar ze kiezen
helaas voor al te platgetreden paden.
Toen schrijver Jon Fosse vorig jaar de Nobelprijs won, was tg Stan-acteur Damiaan De Schrijver in de wolken. Vier keer al bewerkte hij samen met zijn Amsterdamse kameraden van Discordia een tekst van zijn held. In Warm ontmoeten twee mannen (naast De Schrijver ook Matthias de Koning) elkaar op een pier in de zee. Zijn ze vrienden? Vijanden? Hebben ze elkaar ooit ontmoet? Waar en wanneer precies? En wie was die vrouw in zwart badpak (Annette Kouwenhoven)? De personages zweven boven de tijd – ze varen langs het verleden in een poging het hier en nu te vatten.
Een bankkaart, een verfrommeld pak sigaretten, een gsm-lader: de twee mannen legen hun zakken op tafel en vatten aan. Ze zijn ongedefinieerd, leeg. “Waar zijn we? Hier? In elk geval zijn we hier. We kunnen toch niet altijd hier zijn, of wel?” Fosses tekst, hier in vertaling van Maaike van Rijn, is een partituur waarin elk ‘ja’ of ‘nee’, elke herhaling, elke stilte telt. Helder en krachtig als de Noorse fjordenlucht, noemt De Schrijver de taal, maar ze is zeker ook troebel.
Het sober ingeklede driegesprek Warm klinkt als een mathematische patstelling: oersimpele termen, maar de ware betekenis blijft schimmig. Acteren is hier een technische meditatie, een oefening in spreekkunde. En dat is zeker De Schrijvers speeltuin; ondanks de uitdagende schriftuur dolt hij met het publiek.
Oubollig
De vrouw doet bij het duo oude gevoelens van jaloezie oprispen. Ze zijn verzand in radeloosheid, maar wat zien we precies? Een liefdesdriehoek? Mensen met dementie die lijden aan verlatingsangst? Dubbelgangers? Of gaat het over een gespleten ik, over hoe je nooit samenvalt met jezelf? Een antwoord is er niet. In elk geval is de sigarenlucht op scène opgetrokken uit van weemoed. Wie het ‘nu’ wil grijpen, zo overvalt je, voelt dat het al genadeloos
Misschien is nostalgisch gemijmer over “haar harde tepels als rode knoppen” of de “insnijding in haar witte dijen” te oubollig om je echt uit het lood te slaan
voorbij is op het moment dat je het uitspreekt.
Warm is een kleinood, maar dan wel een van bij de antiquair. Niet alleen de teneur, maar ook de doffe vormgeving – bruine doeken, laaghangende gloeilampen, twee deuren op schragen – doet wat belegen aan. De Schrijver, De Koning en
Kouwenhoven blinken uit in wat ze doen: metafysisch mijmeren over vermeende relaties op een lang vervlogen zomermiddag. Maar misschien is dat soort nostalgisch gemijmer over “haar harde tepels als rode knoppen” of de “insnijding in haar witte dijen” te oubollig om je echt uit het lood te slaan.
Je vraagt je af of De Schrijver en zijn twee trawanten ook een andere, minder platgetreden weg met Fosse kunnen opgaan. Want aan passie en genialiteit ontbreekt het niet.