“Toen mijn broer stierf, snapte ik niet waarom. Nu weet ik het wel”
Twee jaar geleden pas liet Leen Vermeersch (44) het verdriet om haar broer toe en vond ze de antwoorden die ze al lang zocht. “Nijdige opmerkingen, vaak lachend geuit, kunnen je onderuithalen.”
“Aan de ene kant leeft het kind in mij nog heel erg, op mijn 44ste ben ik nog steeds de eerste om onnozel te doen en sta ik heel opgewekt in het leven. Aan de andere kant heb ik veel meegemaakt en heb ik soms het gevoel dat ik al voor twee heb geleefd. Ik ervaar nu pas dat alles in balans raakt, dat ik mezelf veel beter ken.”
“De laatste vier jaar waren heel intens met twee opgroeiende kinderen, de coronacrisis en een verhuizing. Het is dat leven buiten mijn comfortzone dat van alles in gang heeft gezet. Zo heb ik het verdriet om de zelfdoding van mijn broer pas meer dan twintig jaar later écht kunnen toelaten.”
Een hoofd dat anders werkt
“In de zomer van 2021 ben ik met mijn gezin naar Polen verhuisd. Mijn man en ik werken beiden in de financiële sector en hij kreeg een job aangeboden als expat. Onze twee kinderen, een zoon en een dochter, waren toen elf en zes. We dachten: als we dit willen doen, een leven in het buitenland, moet het nu. Ze hebben nood aan veel uitdaging, net als wij.”
“Ik vertrok vol enthousiasme. Ik dacht: ik zal dat hier allemaal wel regelen. Bij een verhuizing naar het buitenland komt veel kijken. Ik wilde blijven werken, ik wilde alle administratie zo snel mogelijk op orde hebben én wilde de taal leren. Ik ben daar helemaal in overdrive gegaan. Alleen al de taal leren en communiceren met Poolse mensen had ik onderschat. Als Vlamingen zijn we het gewend om altijd wel een oplossing te vinden. Lukt Nederlands niet, dan probeer je wat Engels, lukt dat ook niet, dan gooi je er wat Frans tussen. Maar Pools staat daar zo ver van af: als je de woorden niet kent, begrijp je helemaal niks. Het is wel een erg mooie taal. Om ze te leren, moet je je fantasie gebruiken.”
“In een systeem dat totaal vreemd voor me was, voelde ik me verloren. Ik had een serieuze dip. Een burn-out was het niet, maar ik heb wel enkele weken thuisgezeten. Daarna ging ik weer door, vanuit de overtuiging dat je ook kunt herstellen als je gewoon vertraagt. Ik wilde blijven werken, kon ook bij collega’s op veel steun rekenen. Dat hield me op de been, in combinatie met gesprekken met een psycholoog en coach.”
“Zo kwam ik twee jaar geleden per toeval te weten dat ik neurodivergent ben. Dat betekent dat mijn brein iets anders werkt dan bij neurotypische mensen. Het is hyperactief. ADHD, hoogsensitiviteit en hoogbegaafdheid worden vaak in verband gebracht met neurodivergentie. Die labels vind ik op zich niet belangrijk, maar weten dat mijn hoofd anders denkt en anders beleeft dan de meeste mensen, heeft me veel begrip en inzicht opgeleverd – voor mezelf, maar ook voor mijn broer Koen, van wie ik
“Mijn broer en ik hebben heel vaak moeten horen dat we raar zijn. Dat lijkt onschuldig, maar als je dat voortdurend hoort, ga je twijfelen aan jezelf”
besefte dat hij precies hetzelfde had. De puzzelstukken vielen in elkaar.”
Rechtshandige wereld
“Koen was een heel opgewekt en vrolijk kind, erg slim ook, en hij deed het goed op school. Wel was hij hyperactief, doodsbang voor verveling, maar alles liep prima. Als tiener kreeg hij het almaar vaker aan de stok met anderen. Op school, maar ook thuis. Het ging snel mis. Omdat hij veel las en dus veel wist, revolteerde hij tegen autoritaire figuren, leraren in dat geval, die het volgens hem mis hadden. Hij voelde zich onbegrepen en worstelde met verveling, met zaken uit het hoofd leren of dingen aanpakken in een logische volgorde. In het vierde middelbaar, hij zat toen in de LatijnGriekse, werd hem verzocht om de school te verlaten.”
“Hij heeft uiteindelijk zijn humaniora afgewerkt via de examencommissie, waarbij je thuis zelfstandig studeert en dan testen aflegt. Hij was de eerste leerling in ons land die op die manier een middelbaar diploma Latijn-Grieks wist te behalen. Dat was iets om ondanks alles trots op te zijn, maar er was iets geknakt in hem. Toen hij aan de universiteit begon, raakte hij almaar meer geïsoleerd.”
“Koen wilde eigenlijk graag voetballer worden. Maar wij komen uit een vrij streng gezin, waarin het behalen van een diploma essentieel was. Niet onlogisch hoor, we hadden het thuis, met vier kinderen, helemaal niet breed, mijn ouders wilden voor ons een financieel beter leven. Behalve voetballen was ook de KSA, de jeugdbeweging, een passie van Koen. Hij was zelfs groepsleider. Maar omdat die jeugdbeweging verbonden was aan de school die hij moest verlaten, was ook dat geleidelijk aan weggevallen.”
“Nu pas begrijp ik hoe alleen hij zich moet hebben gevoeld. In dat neurodivergente brein dan nog. Ik vergelijk het vaak met linkshandigen die met de rechterhand zouden moeten schrijven. Eigenlijk was mijn broer een linkshandige denker die moest meedraaien in een rechtshandig systeem.”
“Hoe ouder ik word, hoe meer ik mezelf herken in mijn broer. Alleen leerde ik dat, als meisje, allemaal snel te maskeren. Ik studeerde eerst Germaanse talen, net als bij Koen was lezen ook mijn passie, maar enkele jaren na de dood van mijn broer heb ik resoluut gekozen voor de ratio, voor economie, de financiële wereld. Een overwegend rechtshandig systeem, waar angst heerst voor iemand met ideeën die out of the box zijn. Terwijl iemand met een hyperactief brein juist nood heeft aan creativiteit als uitlaatklep voor al die ideeën. Maar ik was er bang voor geworden.”
“Mijn broer en ik hebben heel vaak moeten horen dat we raar zijn. ‘Doe eens normaal’ was iets dat hij regelmatig moest incasseren. Dat lijkt onschuldig, maar als je dat voortdurend hoort, ga je twijfelen aan jezelf en aan je eigen verstand. Het is een vorm van microagressie: nijdige opmerkingen, vaak lachend geuit, kunnen je na verloop van tijd onderuithalen. Je begint die boodschappen intern te herhalen en komt in een negatieve spiraal terecht die langzaam je zelfvertrouwen, levensvreugde en gevoel van veiligheid erodeert. Intussen ben ik ervan overtuigd dat dat ook bij Koen gebeurd is, en dat het heeft bijgedragen aan zijn fatale beslissing. Zeker als jongen en in die tijd was het not done om te zeggen hoe je je voelde bij sommige uitspraken.”
Twintig jaar niet praten
“6 januari 2000. Er werd aangebeld. Aan de deur stonden de spoorwegpolitie en een maatschappelijk werker. Het is gek, ik dacht niet aan de dood, maar wist wel meteen: ik ga Koen nooit meer zien.”
“Hij was 22. Ik 19. We zaten beiden in de examens, er was veel stress. Ik denk dat Koen ook veel angst had om te falen, hij was voordien al enkele keren gebuisd, ook dat heeft misschien meegespeeld. De weken voordien had ik een slecht voorgevoel. Ik wist dat het niet goed ging, maar kon er nergens mee terecht. Het woord ‘zelfdoding’ zat ook niet in mijn vocabulaire. Daar heb ik nog lang mee geworsteld, met dat schuldgevoel. Had ik niet iets kunnen doen met mijn voorgevoel, had ik niet toch kunnen ingrijpen? Zou er iemand geluisterd hebben?”
“Na zijn dood ben ik één keer naar een psycholoog geweest. Die schatte me sterk genoeg in om op mezelf te rouwen. ‘Jij kunt dat alleen’, werd me gezegd. Dat was het. Ik heb voor mijn ouders gezorgd, voor mijn jongere broer en zus, ik heb geprobeerd alles goed te doen, sterk te zijn, mijn emoties niet de bovenhand te laten nemen. Ik heb meer dan twintig jaar niet kunnen spreken over mijn broer. Toen ik twee jaar geleden voelde hoe het ook in mijn hoofd misging, hoe depressief ik me voelde ondanks mijn opgewekte natuur, ben ik pas echt beginnen te praten.”
“Dit jaar voelt als een kantelpunt. Ik heb lang gewerkt als lobbyiste, en daar leerde ik om goed te communiceren. Maar door wat ik meegemaakt heb, besef ik ook hoe verkeerd het daarmee kan gaan. Ik wil mijn stem nu gebruiken om mensen bewust te maken van geweldloze communicatie. Vaak denken mensen nog altijd dat ze er goed aan doen te zeggen waar het op staat. Op de man af te uiten wat je van iets of van iemand vindt, heel zwart-wit. Of ongevraagd advies te geven. Terwijl iemand die met iets zit enkel zijn hart wil luchten, wil dat er naar hem of haar geluisterd wordt.”
“Door op een andere manier te praten,
andere woorden te kiezen, je toon aan te passen of zelfs een zin anders te formuleren of gewoon je spreeksnelheid aan te passen, kun je ook echt anders gaan denken. Milder en zachter. Taal heeft die kracht. Het is de bedrading van je hersenen. Daar geef ik nu af en toe workshops over, onder andere via Women in Finance. Daar gaat het eerder over hoe geweldloze communicatie je kan helpen om beter samen te werken, of over hoe je via je taal een veilige omgeving voor je team kunt creëren. Ik heb ook een reeks kinderboeken geschreven rond dat thema, het eerste komt eind dit jaar uit. Verder speel ik met het idee om een boek te schrijven rond geweldloos communiceren. De conversatiedokter wil ik dat noemen. Veel ideeën dus. (lacht)”
“Toen Koen stierf, worstelde ik met de waaromvraag: wat is hier de zin van? Ik maakte mezelf wijs dat dit mij overkwam omdat ik sterk genoeg was en opdat het iemand anders niet zou overkomen. Dat slaat natuurlijk nergens op, maar het moest zin hebben. Nu ik me toeleg op het verbeteren van ons mentaal welzijn, denk ik eindelijk de echte zin te hebben gevonden. Ik heb het gevoel dat dit is wat ik moet doen. Voor mezelf, maar ook voor mijn broer.” Joke Van Caesbroeck
Denk je aan zelfmoord en heb je nood aan een gesprek, dan kun je terecht bij de Zelfmoordlijn op het nummer 1813 of via www.zelfmoord1813.be. Tweewekelijks vertelt iemand van telkens weer een andere leeftijd hoe die in het leven staat. Wilt u dat ook doen? Mail naar joke@jokevancaesbroeck.be