We zitten allemaal in de bus van Van Hool
Het faillissement van Van Hool brengt wat teweeg. Terecht. Het is het zoveelste van onze bedrijven dat de bus (sorry!) van de vernieuwing op tragische wijze heeft gemist. Terwijl een immense wereldwijde markt aan zijn voeten lag, van Afrika tot in Amerika.
Maar het gaat om meer. Van Hool maakt namelijk bussen. Van die imposante, glanzende dingen van staal, rubber en glas. Fabrieken die zulke concrete dingen maken, worden toch nog gezien als “échtere” economie dan de abstracte dingen die banken of consultancybedrijven voortbrengen. Dubbel zo dramatisch dus.
Wat natuurlijk nonsens is. Hier in New York, waar ik dit stuk schrijf, is het bbp per inwoner ondertussen meer dan 100.000 dollar per jaar, zowat het dubbele van het onze. Veel fabrieken zul je hier nochtans niet vinden. Steinway maakt nog (dure) piano’s, dat is het zowat. Maar het geld dat hier wordt verdiend, overwegend met diensten, is echt geld, geloof me.
De paniek over de teloorgang van onze industrie is naast de kwestie. De échte kern van de zaak is dat we te weinig economische dynamiek hebben. Ja, het gaat nu even redelijk goed, maar structureel gaan de zaken niet goed. Onze productiviteitsgroei slabakt al jaren. Dat is géén goed nieuws, wat degrowthers ook mogen beweren.
Het zou een belangrijker verkiezingsthema moeten zijn. Dan moeten we geen knettergekke discussies voeren over de vraag of euthanasie een oplossing is voor de betaalbaarheid van de vergrijzing. Dan moeten we ook geen discussies voeren over waar we nog maar eens nieuwe belastingen kunnen vinden om de budgettaire putten te dichten. Als onze economie floreert, dan kunnen we de pensioenen betalen, dan kunnen we ook behoorlijke gezondheidszorg en zorg betalen. Dan is er een functionerende justitie.
Veel oorzaken zijn bekend. Stapels rapporten en studies zijn erover geschreven.
De kern is: we zijn ontzettend behoudsgezind en defensief. De angst voor verandering zit blijkbaar in onze genen.
Dertig jaar geleden schreven twee economen, Jonathan Leonard & Marc Van Audenrode, een artikel getiteld Corporatism run amok. Dat ging over hoe economisch kortzichtig het is om afkalvende bedrijven en sectoren artificieel in leven te houden, iets waar België destijds blijkbaar kampioen in was, vandaar de titel. Zulk beleid, zo lieten ze zien, gaat uiteindelijk ten koste van bedrijven en sectoren die het goed doen of daartoe potentieel hebben.
Het resultaat van al die geldverslindende palliatieve zorg voor ten dode opgeschreven bedrijven kennen we ondertussen. Een recent rapport van de Nationale Bank laat nog maar eens zien hoe bedroevend slecht Wallonië het ondertussen doet in vergelijking met regio’s die ook een industrieel verleden hebben, maar sneller voor reconversie hebben gekozen.
Het ergste is: we volharden in de boosheid. We hebben nog altijd dezelfde defensieve reflexen. Het is zelfs nog erger geworden. De loonnormwet, bijvoorbeeld, is het toppunt van kortzichtig economisch beleid. Die misplaatste politieke bemoeizucht, die je in geen enkel ander land vindt, wordt nota bene verdedigd door de liberalen. Je verzint het gewoonweg niet. In de plaats van productiviteitsgroei aan te wakkeren, in de plaats van de krachten van de markt hun werk te laten doen, tiemaatschappij baat zou hebben bij zo’n ‘islamisering’. Of op zijn minst bij een maandje vasten.
Een maand lang vasten is niet gewoon niet eten of drinken. De onthouding van voedsel is een manier om bewuster te leven en gemis te creëren om zo al het vanzelfsprekende van vernieuwde waardering te voorzien. Ook het belang van spiritualiteit en naastenliefde tijdens die maand verplicht je om bewuster te leven. De artificiële honger dwingt je tot reflectie over wat je zoal eet en plaatst vraagtekens bij onze voorliefde voor fastfood. Ze legt onze genormaliseerde overconsumptie en voedselverspilling bloot en doet ons beseffen dat onze ogen en slimme marketing een onuitputtelijke honger creëren die onze maag vaak niet kan volgen. Ze confronteert ons met de toenemende privatisering van de openbare ruimte: verplichte consumpties, bijvoorbeeld, zijn daar vaak de oorzaak van sociaal isolement.
Los van die overwegingen is de ramadan vooral een maand van warmte doen we net het omgekeerde.
Die loonnormwet – gecombineerd met onze rigide loonvorming en een moeras aan regels en bepalingen, vaak zo antiek als de bakelieten telefoon – versmacht onze economie. Onze zwakke productiviteitsgroei is trouwens een veel urgenter probleem dan de 80 procent tewerkstelling die tot een blinde politieke obsessie is uitgegroeid. Ja, meer mensen aan het werk krijgen is nodig. Maar we moeten de mensen die werken ook op de juiste manier inzetten, vooral de best opgeleide, meest getalenteerde mensen. Erop toezien dat ze werken in de meest beloftevolle bedrijven en sectoren.
We hebben veel te weinig mobiliteit op onze arbeidsmarkt. Mensen blijven gewoon vaak op hun stoel zitten omdat ze elders toch nauwelijks meer verdienen. Of je in een groeiende sector zit of in een afkalvende, wat maakt het uit? Deels wordt dat gecompenseerd door een wildgroei aan extralegale voordelen, maar er zijn limieten aan hoeveel groter je bedrijfswagens nog kunt maken. De wegen zitten toch al potdicht.
De afschaffing van de loonnormwet zou hoog op de politieke agenda moeten staan. Net zoals de Wet-Renault – met het nodige gevoel voor sarcasme officieel ‘de wet ter behoud van de tewerkstelling’ genoemd – al lang rijp is voor een serieuze herziening. Een zekere informatieplicht is een perfect legitiem streven, maar we hebben zowat de strengste, duurste regelgeving inzake collectief ontslag. Ook dat remt natuurlijk een gezonde bedrijfsdynamiek. Wie weet hadden Van Hool en een hoop andere bedrijven veel competitiever kunnen zijn zonder al die politieke bemoeizucht, hoe goedbedoeld ook.
Politiek heeft ons collectief verarmd. Gelukkig komen er verkiezingen aan. Welvaart, werk, vooruitgang. Het lijken me geen onbelangrijke thema’s.
De afschaffing van de loonnormwet zou hoog op de politieke agenda moeten staan
Ive Marx is hoogleraar (UAntwerpen) en doceert vooral in de opleiding sociaaleconomische wetenschappen. Zijn column verschijnt tweewekelijks op dinsdag. en herwaardering van de rol die eten heeft als ritueel en als middel om structuur te brengen in onze dag. Iftar met familie, vrienden of alleen: het is een moment van dankbaarheid voor het eten op je bord, voor de mensen om je heen en voor je lichaam.
Ik hoor u al denken: zijn religie en een maand vasten dan noodzakelijk om tot dankbaarheid en zelfreflectie te komen? Misschien niet, maar momenten van dankbaarheid en zelfreflectie zijn in doorgedreven kapitalistische samenlevingen vaak van korte duur, er is te weinig tijd voor spiritualiteit. Toegegeven, na een maand heb je het wel gehad, maar het aftellen naar het einde van de ramadan kun je dan ook vergelijken met het aftellen naar nieuwjaar: kriebels in de buik, vol goede voornemens en klaar voor een nieuwe start.
Salma Mediavilla Aboulaoula is doctoraatsonderzoeker (Centre for Cinema & Media Studies UGent). Deze week schrijft ze De mening in DS Avond.