Terreurslachtoffers krijgen eindelijk zicht op betere schadevergoeding
De oppositie zal een verbeterde schadeloosstelling voor terreurslachtoffers niet langer blokkeren, nu ook de slachtoffers van de aanslagen van 2016 met een posttraumatische stressstoornis meer tijd krijgen om een schadeloosstelling te vragen.
Slachtoffers van terreur beter en sneller vergoeden was een van de regeringsdossiers die op de valreep dreigden te sneuvelen. Maar nadat de meerderheid donderdag een aanpassing aan het wetsontwerp heeft goedgekeurd, zal de oppositie de goedkeuring ervan volgende week geen strobreed meer in de weg leggen.
De eerste stappen voor het wetsontwerp werden de voorbije bestuursperiode al gezet. Het zou een blamage zijn indien het alsnog zou sneuvelen. “Het is niet normaal dat de wetgeving er pas acht jaar na de aanslagen is”, zei minister van Economie Pierre-Yves Dermagne (PS). “Ik bied dan ook de excuses van de regering aan.”
“Beter iets dan niets”
Vlak voor de ontbinding van het parlement krijgt de oppositie wat extra macht in handen. Met vertragingsmanoeuvres kan ze verhinderen dat wetsontwerpen van de regering nog goedgekeurd geraken vooraleer het parlement uit elkaar gaat. Het ontwerp over de vergoeding van terreurslachtoffers was er eentje dat aan een zijden draadje hing. De oppositie, met op kop de N-VA, vindt het wetsontwerp onvoldoende, onder meer omdat het niet voorziet in een garantiefonds zoals opgenomen in de aanbevelingen van de onderzoekscommissie. Met zo’n fonds zou de overheid de slachtoffers vergoeden en op haar beurt het geld verhalen op de verzekeringsmaatschappijen.
Maar onder het motto “beter iets, dan niets” laat de oppositie het toch passeren. Belangrijk daarbij is dat de meerderheidspartijen in extremis een amendement goedkeurden dat de N-VA, Les Engagés en Défi bij het ontwerp hadden ingediend. Daardoor wordt de termijn om een schadeloosstelling in te dienen bij de verzekeringsmaatschappijen opgeschort voor de slachtoffers die lijden aan een posttraumatisch stresssyndroom als gevolg van een aanslag. Door overmacht kunnen ze onmogelijk een verzoek tot schadeloosstelling indienen binnen de wettelijke termijnen, luidt de redenering.
Pierre-Yves Dermagne (PS)
Belangrijk: dat geldt niet alleen voor toekomstige terreurslachtoffers, maar ook voor de slachtoffers van de aanslagen van 22 maart 2016, op de luchthaven van Zaventem en in het Brusselse metrostation Maalbeek. Daardoor worden voor een belangrijke groep de termijnen opgerekt om schadeloosstelling te vragen.
“Dit is een belangrijke toegeving, die ook de slachtofferbewegingen vroegen”, zegt N-VA-Kamerlid Koen Metsu. “Hoewel de wet nog niet perfect is, is ze een stap in de goede richting. Daarom zal de N-VA zich niet langer tegen dit wetsontwerp verzetten.”
Ook binnen de meerderheid staat niet iedereen te applaudisseren voor het wetsontwerp. “Ik ben niet helemaal tevreden”, klonk het bijvoorbeeld bij Koen Geens (CD&V), die ook betreurt dat er geen echt garantiefonds komt.
“Dankzij de vasthoudendheid van de oppositie is de tekst beter dan deze die werd ingediend door de meerderheid”, moet ook Dermagne toegeven.
Wegwijs in hulp
Het wetsontwerp voorziet in een solidariteitsmechanisme – gefinancierd door de verzekeraars en de federale overheid – dat moet garanderen dat alle slachtoffers worden vergoed, ook als ze niet of onvoldoende zijn verzekerd of ze uit het buitenland komen. Waar momenteel jaarlijks maximaal 1 miljard euro aan de slachtoffers kan worden uitgekeerd, wordt dat opgetrokken naar 1,7 miljard euro.
Daarnaast komt er een contactpunt bij het federaal parket dat de slachtoffers wegwijs moet maken in het kluwen van (financiële) hulp. Een slachtoffer zal ook nog maar één keer een medisch onderzoek moeten ondergaan om de schade te bepalen. De termijn om een schadeloosstelling te vragen wordt opgetrokken van 5 tot 10 jaar.
“Ik bied de excuses van de regering aan, pas acht jaar na de aanslagen is de wetgeving er” Minister van Economie