Willen we de wereld aan de bouwpromotoren laten?
Straks wordt een projectontwikkelaar misschien weer president van de Verenigde Staten. Erg verontrustend, als je gewoon even naar de bebouwing om je heen kijkt, vindt Harold Polis.
Als er ooit een geschiedenis van de lelijkheid wordt samengesteld, dan verdient het station van Berchem een eervolle vermelding. De ruimte rond het stationisalmeerdaneeneeuwlangeen openluchtlaboratorium voor verkeerschaos en mislukte architectuur. Een sliert gevangenissen van glas en staal vult er het straatbeeld. Auto’s zijn talrijker dan inwoners. Als je aandachtig kijkt, dan zou je boven de inkomsas van die gebouwen de spreuk kunnen lezen die in De goddelijke komedie van Dante bij de poort van de hel stond: “Laat alle hoop varen, gij die hier binnen treedt.”
De recentste blokkendoos is neergepoot recht tegenover een verloren strook groen. Het gebouw is zielloos, maar heeft een Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) dat leest als een neorealistisch gedicht van K. Schippers. Het onbeduidende niemandsland wordt daarinspeelsomschrevenalseen“rustgebied van watervogels en steltlopers”. Er wordt gewezen op het welzijn van de krakeend, de wintertaling, de bergeend, de wilde eend, de tafeleend, de ijsvogel, de vuurgoudhaan, de buizerd, de torenvalk, de slechtvalk en de boomvalk. Er fladderen ook bedreigde vleermuizen rond. Maar niemand lijkt zich af te vragen of mensen hier wel willen werken, laat staan rusten of ademhalen.
De wereld is bezaaid met ontelbare plekkendiekil,anoniemenspuuglelijk zijn. Meestal zijn ze ontwikkeld met de beste bedoelingen of uit acute noodzaak. Gebouwen verslijten. De bevolking neemt toe. Bedrijven verhuizen. Koopgedrag verandert. Misschien is lelijkheid een onvermijdelijke vorm van gestuntel, een teken dat we niet beter kunnen, een opperste bewijs van onze menselijkheid. Ons rest in dat geval niets anders dan medelijden, melancholie of gewenning. Als kinderen van de vooruitgang horen we te applaudisseren voor hoogbouw, voor inspiratieloze gevelrijen zonder dakgoot of voor de zoveelste pseudo-modernistische maniak die vastgoedprojecten ontwikkeltvoordenieuwemens.Opdienaamloze plekken worden de breuklijnen in onze samenleving en de gevolgen van de globalisering pijnlijk zichtbaar. De Franse politiek wetenschapper Olivier Roy ziet daar bewijs in van ontculturalisering en ontmenselijking. Het gebrek aan gedeelde ijkpunten kenmerkt verbrokkelde steden en onleefbare wijken, plekken waar niemand graag is en die niemand begrijpt.
Terwijl warm water, geïsoleerde daken en plasmaschermen verworven rechten lijken, zijn er steeds meer mensen die zich ontheemd voelen
De wereld vervlakt
In zijn essay L’aplatissement du monde (2022) beschrijft Roy de culturele paradigmawissel die zich aan het voltrekken is. Het gaat niet om de vervanging van de ene dominante cultuur door de andere, zoals tijdens de renaissance of de verlichting. Roy vindt dat er een voortschrijdende erosie van cultuur bezig is. De historische context van cultuur wordt ervaren als overbodig. De wereld vervlakt. Verschillen worden inwisselbaar. Van culturen blijft alleen een museale echo bewaard. Elke poging tot het bewaren van identiteit lijkt automatisch op een door de Unesco beschermde ritus die alleen voor toeristen een betekenis lijkt te hebben, zoals het garnaalvissen te paard in OostDuinkerke. Cultuur wordt losgekoppeld van normen en waarden die op hun beurt steeds absoluter worden geinterpreteerd. Omdat we autonomie verafgoden, wordt de vervlakking aan ons verkocht als de ultieme manier om onszelf te bevrijden.
Globalisering betekent voor Roy ook dat de wereld “ontwesterd” wordt. Het Westen heeft zijn cultuur mondiaal uitbesteed, maar kan er zelf niet meer in wonen. Verengelsing is een realiteit, en een ramp die vooral het Globish heeft doen toenemen, een tussentaal die Engelstaligen zelf niet meer begrijpen. Het merk Donald Trump is nog een voorbeeld. De combinatie van klatergoud, amoreel materialisme, anti-intellectualisme en goddelijke predestinatie is een populair Amerikaans exportproduct dat Amerika zelf op de rand van de afgrond brengt.
Moeten we ons zorgen maken over de dictatoriale neigingen van Donald Trump? John Bolton, Trumps voormalige veiligheidsadviseur, beweert alvast van niet. “Hij heeft er het verstand niet voor!’, zei Bolton onlangs in Le Figaro. “In godsnaam, hij is een vastgoedontwikkelaar.” Wel is het volgens Bolton bijna zeker dat de Verenigde Staten tijdens een tweede ambtstermijn de Navo de rug toekeren. Die vechtscheiding zou er onder meer toe leiden dat we de Amerikaanse wapenindustrie nog meer geld toestoppen dan we vandaag al doen. Misschien moeten we ons dus zorgen maken net omdát Trump een vastgoedontwikkelaar is, een sector die roekeloosheid, corruptie en onleefbaarheid lijkt te bevorderen. Dat vooroordeel werd bevestigd tijdens de kredietcrisis van 2007. De implosie van de
Amerikaanse vastgoedmarkt bracht de wereldeconomie aan het wankelen. De leegstand aan de Spaanse costa’s vormde het symbool van bouwwoede en speculatie. Lang voor de Chinese spooksteden en het epische faillissement van vastgoedgigant Evergrande, in januari van dit jaar. De ironie van de geschiedenis is dat de kredietcrisis het vertrouwen in de politiek zo hard heeft doen dalen dat uitgerekend een vastgoedontwikkelaar Amerikaans president kon worden.
Haarden van onbehagen
Bouwpromotoren zijn een noodzakelijk kwaad. Ze laten de economie draaien. En uiteraard wil niemand met de teletijdmachine teruggestuurd worden naar de weinig gerieflijke hut van SintFranciscus. Maar terwijl warm water, dubbel geïsoleerde daken en muurvullende plasmaschermen verworven rechten lijken, zijn er steeds meer men
sen die zich ontheemd voelen, als vreemden in een vreemd land. SintFranciscus sprak nog met de dieren. Heel wat ontheemde mensen communiceren vandaag voornamelijk met een scherm dat hun angsten uitvergroot. Vergeleken met de 13de eeuw van Dante en Il Poverello zou ik op dit punt eerder gewagen van achteruitgang. De plek waar we wonen en de kwaliteit van de behuizing lijken samen te gaan met die persoonlijke en sociale onvrede. We leven naast elkaar, op een eiland, een afgesloten woonerf, in onze bubbel. Politicoloog Jérôme Fourquet gebruikt het beeld van een archipel om te beschrijven hoe de Franse samenleving uit elkaar valt onder druk van communautarisme en separatisme. Dat is een Europees fenomeen.
Onder meer de sociale woningbouw wordt dan met de vinger gewezen, omdat die gettovorming zou bevorderen. Maar ook anonieme slaapsteden en tuinwijken worden aangeduid als haarden van onbehagen. Kunnen vastgoedontwikkelaars, Trump op kop, hun mythische status waarmaken? Kunnen we door beter te bouwen maatschappelijke problemen verzachten, of zelfs oplossen? Wat betekent dan ‘beter’? Meer sociale woningen? Vlaanderen heeft er een groot tekort aan, om van Brussel nog te zwijgen. Klimaatneutrale woningen? Tegen 2050 ligt het hele land verplicht onder een dikke laag isolerende gevelbepleistering. Goedkopere en dus kleinere woningen? Dikkere muren of gated communities voor de veiligheid? De crisis van de cultuur is een crisis van wat we als gemeenschappelijk ervaren. Als mensen zich bedreigd, niet gehoord of niet gerespecteerd voelen, dan vormen bakstenen geen wondermiddel. Hoop op een betere toekomst veronderstelt ook meer gedeelde cultuur, meer menselijkheid en meer diepgang.