Bas Smets maakt steden weerbaar tegen klimaatopwarming
Op zijn 49ste krijgt landschapsarchitect Bas Smets de Ultima voor Culturele Verdienste. Dat is erg jong voor een oeuvreprijs. We vroegen hem vijf projecten waarvoor hij onthouden wil worden. “Ik ga nog niet stoppen, hoor.”
Sinds Bas Smets in 2007 in Brussel zijn eigen bureau oprichtte, heeft hij een indrukwekkende portfolio opgebouwd. In de Zuid-Franse gemeente Les Baux-de-Provence herdacht hij onlangs het domein van het vijfsterrenhotel annex driesterrenrestaurant Baumanière. “Gasten die met de auto het domein oprijden, passeren langs een sequentie van drie achtereenvolgende tuinen”, zegt Smets vanuit Los Angeles. “Daarmee brengen we een gebalde impressie van wat deze plek allemaal te bieden heeft. Te beginnen met een reeks judasbomen, die de regio in de lente zijn typische paarsroze kleur geven.”
In België heeft zijn bureau recentelijk twee steden van aanschijn doen veranderen. “In Genk hebben we het bestuur kunnen overtuigen om het stadscentrum op te breken. In de loop van de jaren 70 was dat uitgegroeid tot een opeenvolging van versteende pleinen. Daar hebben we nu een stadsbos van gemaakt. Dat vangt het water op en zorgt voor verkoeling. Kinderen kunnen er spelen en aan de rand zijn er terrassen.”
Charleroi veranderde door toedoen van zijn bureau van een zeventiende-eeuwse garnizoensstad tot een leefstad. “De Franse bouwmeester Vauban concipieerde een bolwerk met rechte straten die uitliepen op een zeshoekig plein. Alles stond in functie van het buiten houden van de vijand. We hebben alle pleinen vergroend, de stoepen verbreed en de auto teruggedrongen. De publieke ruimte in Charleroi heeft een ingrijpende renovatie ondergaan.”
“We gaan niet in tegen de natuur, maar vertrekken vanuit de innerlijke kracht van de grond”
De Ultima-jury prijst Smets omdat hij de logica van de natuur volgt. Is dat dan niet vanzelfsprekend voor een landschapsarchitect? “Toch niet”, zegt Smets. “We imiteren de natuur niet als beeld, maar kiezen ervoor niet tegen de natuur in te gaan en te vertrekken vanuit de innerlijke kracht van de grond. Zo zijn we op het terrein van Tour & Taxis gaan uitzoeken wat de capaciteit van de bodem was en wat een logische opeenvolging van aanplantingen zou zijn. Eerst hebben we drieduizend wilgen geplant als pioniersbomen. Zij hebben voor verluchting en doorstroming van de moeilijke, zware grond gezorgd. Van die voorbereiding hebben we geprofiteerd om daarna driehonderd edele boomsoorten aan te planten.”
De alertheid waarmee Smets inspeelt op de klimaatverandering is de jury evenmin ontgaan. “De ontregeling van het klimaat is moeilijk te ontkennen. Soms is het te warm en te droog, dan weer zijn er orkanen en overstromingen. Tachtig procent van de wereldbevolking leeft in steden. Hoe wapenen we de steden tegen opeenvolgend onheil? Dat kan door ze van microklimaten te voorzien. Planten brengen schaduw en creëren verdamping – zo verlagen ze de gevoelstemperatuur.” Op dit thema werkt Smets als gastprofessor aan de Amerikaanse universiteit Harvard. “Elk jaar denken we met de studenten na hoe we een stad zo goed mogelijk kunnen klaarmaken voor een klimaatverandering. We deden al New York en Parijs. Dit jaar doen we Athene. Ik vraag hen om visionair te denken. Maar we werken ook pragmatisch, met voorstellen op korte termijn.”
Londen: Sunken garden
“Dit project uit 2011 is een van onze oudste en kleinste projecten. Het gaat om een binnenkoer van 4 op 8 meter in een achttiende-eeuws beschermd gebouw. De eigenaar wilde een weelderige tuin. Ik was bang dat er niet veel meer dan mos zou groeien. Het was een omsloten oppervlakte waar geen wind en amper licht doordrong. Tot ik merkte dat het er tot vier graden warmer was dan daarbuiten. Het was een microklimaat. Daar heb ik op ingespeeld door inspiratie te zoeken in de onderlagen van subtropische
bossen. We hebben er varens uit Tasmanië geplant. Die zijn nu zo’n drie tot vier meter hoog.”
Arles: Luma Parc des Ateliers
“In Londen trof ik een microklimaat aan. In Arles wilde ik er een maken. Dat was onze grootste uitdaging tot dusver. In het gebied was er vroeger steenontginning.
De bodem was uitgegraven tot op de rotsen en daar lag een laag gravel overheen. Het leek alsof je over een verhitte betonplaat liep. Er was geen aarde en geen water. Er groeide niets. De uitdaging was om van die halfwoestijn een mediterraan klimaat te maken. De natuurlijke processen die we uitgetest hadden in Tour & Taxis hebben we hier op grote schaal toegepast. We hebben een centrale plas aangelegd waarmee we het domein irrigeren. Zo konden we de betonlaag bedekken met vegetatie. Er zijn 80.000 planten en bomen aangeplant. Die doen het goed. Om de 10 bomen hebben we een witness tree, waarrond drie sensoren zitten: twee dicht bij de kluit en eentje verderop. Door de waterdruk in de grond te meten weten we of de wortels zich horizontaal uitspreiden. Het project is drie jaar geleden afgerond. De wortels zouden stilaan op eigen kracht water moeten kunnen vinden.”
Parijs: Notre-Dame
“Het project in Arles was net beëindigd toen er een wedstrijd kwam voor de omgeving van de Notre-Dame. Parijs wilde met zijn ‘Plan climat’ een netwerk van koelteplekken maken in de stad. Die ambitie strookte met de onze. Ten noorden van de kathedraal is er wind die in de winter vervelend koud kan zijn. Die blokkeren we met vertakte bomen. De wind langs de Seine wilden we net doorlaten, want die werkt verkoelend. Daar zetten we hoogstammen – die laten de wind door. Het verharde plein van vierduizend vierkante meter stelde ons voor problemen. We konden er geen vloerplaat leggen, want er zitten een crypte en een Romeinse ruine onder. Bovendien is het zicht beschermd en vinden er tal van evenementen plaats. Toen ontdekten we dat het netwerk van eau non potable langs daar loopt. Dat bracht ons op het idee om het plein af te koelen door er een laagje water van vijf millimeter overheen te laten stromen. In de winter vangen we dat water op in de ondergrondse parking, die niet meer operationeel is.”
Brussel: Memoriaal 22/3
“Bij een diner vertelde toenmalig Brussels minister van Leefmilieu Céline Fremault dat ze na de terroristische aanslagen van 22 maart in 2016 een vraag had gekregen van een van de nabestaanden om een gedenkteken op te richten. Fremault wilde niet 1, maar 32 slachtoffers gedenken. En dat wilde ze niet doen in het centrum van de stad, maar in het Zoniënwoud. Bomen planten in een bos is niet zo evident. Daar staan namelijk al veel bomen, en in het Zoniënwoud zijn het dan ook nog zeer dominante beuken van driehonderd jaar oud. Na veel prospectie heb ik een plek gevonden waar enkele beuken gevallen waren. Daar hebben we berken geplant, als een onderbos voor de beuken. Het zijn er 32 en ze staan op dezelfde afstand van mekaar als mensen die elkaar de hand reiken. Daar hebben we een cirkel van blauwe hardsteen voor geplaatst, de Belgische grafsteen bij uitstek. We zijn er in november aan begonnen. Alle producenten zegden dat het niet haalbaar was om af te ronden tegen de herdenking van maart. Uit respect voor de slachtoffers hebben we doorgeduwd. Het was een mooi project waarbij alle betrokkenen over de grenzen van hun kunnen gegaan zijn. We hebben het gehaald.”
Antwerpen: Loodswezen
“Het Memoriaal 22/3 is toevallig ontstaan. Gedenktekens zijn een beetje spontaan een ding geworden. We hebben in Noorwegen meegewerkt aan het memoriaal van Utøya en in België hebben we een reeks Onumenten gemaakt voor de coronaslachtoffers. Binnenkort gaat in Antwerpen het Loodswezen in werf. Dat project combineert een klimaatgerelateerde vraag met een herdenkingsopdracht.”
“In het kader van het Sigmaplan worden de Scheldeboorden tussen het Noorderterras en het Eilandje met twee meter verhoogd. Voor dat project hebben we de geschiedenis van Antwerpen herbekeken. In de zestiende eeuw lagen daar drie vlieten, waarlangs het water de stad inkwam. Daar konden we graven, want er zit niets onder. Door die vlieten langs beide zijkanten af te boorden, ontstaan er zes lange muren. Daar maken we een monument van met de namen van de 25.000 Antwerpse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Tussen die muren komen herdenkingstuinen met een iets nattere begroeiing. Daaromheen maken we opgehoogde heuvels met grasterrassen, die een helling vormen tegen de Schelde.”