Een spelletje Stoclet
Ik woon zo’n veertig jaar in Brussel. Ik kwam er als twintiger wonen omdat ik als tiener verliefd op Brussel was geworden. Het Stocletpaleis stond al snel op mijn lijstje van mooiste gebouwen van Brussel. Groot-Brussel. Van het Gewest was toen nog geen sprake. Wat wel bestond, was een soort spelletje bij een groep al dan niet aangespoelde Brusselaars: wie raakt het eerst binnen in het Paleis aan de Tervurenlaan? Het was een droom. Maar ja, Brussel had toen en heeft nu andere zorgen, dacht ik dan. En er is al zo veel te zien en te doen in de Europese (water)hoofdstad.
Maar wil ik het Stocletpaleis eens vanbinnen zien? Ja, misschien, maar niet tijdens een opendeurdag met een lange wachtrij van honderden mensen die er vooral zullen zijn voor een selfie. Wil ik dan echt niet per se het Stocletpaleis zien? Neen, eigenlijk niet. Ik heb een boekje met postkaarten over het gebouw en ik zag onlangs nog de expo over Hoffmann in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (KMKG). En er zijn boeken.
Neen, dat ‘manu legali’ laten openen van een privéhuis is me net iets te veel van het goede. Het lijkt me vooral een politieke trofee, iets waarmee men kan uitpakken. Wil ik het huis zien waar Stromae woont of waar Arno woonde? Neen. Heb ik het huis gezien waar meester Horta woonde? Ja, ik geef het toe.
Natuurlijk wil het Gewest van het Stoclethuis geen Graceland maken, maar niemand had ook ooit gedacht dat de Beurs zou verpieteren tot een blingblingbierding.
Een gelijkaardig verhaal is de openstelling van het park van het koninklijk paleis in Laken – het woord paleis lijkt sommigen wel jeuk te bezorgen. Ook dat ruikt naar populisme (ik heb overigens de indruk dat iedere politicus in Brussel dat idee claimt). In dat park kun je, omgeven door heel veel groen, sowieso elke dag gaan wandelen, stoeien, verliefd zijn, blowen enzovoort. Zelfs als er een festival is, maar dan moet je de geluidsoverlast erbij nemen. Trouwens, als je ziet hoe het Osseghempark er na een drukke, zonnige zomerdag bijligt, dan wens je dat de overmaatse privétuin van Filip en Mathilde zeker niet toe.
Mag een mysterie een mysterie blijven? Onbereikbaar, maar prachtig? Zoals een Amerikaanse A-listactrice of -acteur in een Vlaamse film. Een droom om te koesteren, in een mooi juwelenkistje van de Wiener Werkstätte.
Misschien moet het Gewest eens nadenken over de uitgave van een soort Monopolyspel met onbereikbare, mythische, unieke gebouwen in Brussel. Met het Volkshuis van Horta als start en einde.
Misschien moeten de politici die zich nu zo strijdvaardig tonen voor één paleis, eens in de spiegel kijken en nadenken over, bijvoorbeeld, de appartementsblokken aan de Papenvest, de vijf blokken van de vzw Brusselse Woning die ik al dertig jaar vanuit mijn keuken zie staan. Al minstens twintig jaar is men bezig met uit te stellen (lees: niet te beslissen) wat men ermee zal aanvangen: renoveren – afbreken – renoveren – en nu toch afbreken. Er waren daar ruim driehonderd woningen beschikbaar: nederige, innige en vooral versleten paleisjes voor mensen met dromen die vooral echt een dak boven hun hoofd nodig hebben. Woningen die overigens maar weinigen willen bezoeken (of laten zien).