Met centrale toetsen start kleine revolutie in onderwijs
Eén toets voor alle leerlingen in het Vlaamse onderwijs op vier vaste momenten. Met de centrale toetsen start vandaag een heuse omwenteling in het Vlaamse onderwijs. “Leraren zijn nu samen verantwoordelijk”, zeggen experten Johan van Braak en Carolien Frijns.
Dit jaar leggen alle leerlingen van het vierde leerjaar en het tweede jaar secundair digitaal een centrale toets af. Dat zijn 145.000 leerlingen. De komende jaren breidt de test nog uit naar het zesde leerjaar en het zesde middelbaar. Op kruissnelheid zullen meer dan 260.000 leerlingen deelnemen. Op vier vaste momenten in hun schoolcarrière krijgen leerlingen dus dezelfde toets. Ze zijn wellicht de belangrijkste realisatie van huidig minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA).
De proeven, ontwikkeld door wetenschappers aan de vijf Vlaamse universiteiten en twee hogescholen, moeten een belangrijk middel worden in de strijd tegen de dalende onderwijskwaliteit. Zowel believers als critici kijken reikhalzend uit naar de impact op langere termijn. Promotor-coördinator Johan van Braak (UGent) en Carolien Frijns (UGent), coördinator van het Steunpunt Centrale Toetsen in Onderwijs, zijn bijzonder hoopvol. “Het is du jamais vu dat we in Vlaanderen op zo’n schaal gaan meten.”
Waarom heeft het Vlaamse onderwijs centrale toetsen nodig?
Van Braak: “We weten momenteel heel weinig over ons onderwijs. We gaan er samen vanuit dat leerlingen in het basisonderwijs en het secundair onderwijs de eindtermen halen, zonder meer. Vlaanderen is betrekkelijk laat om de stap naar een meer gecentraliseerde vorm van toetsing te zetten.”
Frijns: “De toetsen zijn bedoeld om, naast andere evaluatiegegevens, scholen te ondersteunen om kwaliteitsvol onderwijs te leveren. De toetsresultaten zijn dan ook in de eerste plaats bedoeld voor de scholen zelf, voor hun interne kwaliteitszorg.”
Andere toetsen, zoals Pisa en Pirls, laten al jaren alarmsignalen afgaan. Wat maakt deze toetsen anders?
Van Braak: “We zullen voor het eerst over alle scholen heen een antwoord krijgen op de vraag in welke mate leerlingen erin slagen voor afgebakende gebieden de eindtermen te bereiken. Dat sluit aan bij
“Er zal veel variatie zijn in hoe scholen de toetsen framen. De ene school zal de resultaten voor de leerlingen heel belangrijk vinden, andere scholen zullen ze alleen gebruiken om er als school uit te leren”
Johan van Braak (UGent) Steunpunt Centrale Toetsen
een grote behoefte die in de samenleving bestaat.”
Frijns: “De toetsen maken transparant wat we echt belangrijk vinden voor scholen. Namelijk: hoe goed kunnen leerlingen een tekst lezen? Hoe goed kunnen ze een wiskundig probleem oplossen? We beseffen dat een toets maar een meetlint is. De toets maakt geen verschil, de leraar wel. De meerwaarde zit daarom in het geven van feedback en inzicht aan leraars en scholen zodat zij aan de slag kunnen.” Wat wordt er precies getest? Frijns: “De toetsen focussen op wiskunde en begrijpend lezen. Er is één algemene toets voor wiskunde die ons een breed beeld zal geven, en er zijn thematoetsen die specifiek over bijvoorbeeld getallenleer of statistiek gaan.”
Van Braak: “Het grote voordeel is dat de toetsen adaptief zijn. Dat betekent dat iedereen start met dezelfde reeks vragen, maar dat je daarna, afhankelijk van je antwoorden, een gemakkelijkere of moeilijkere reeks vragen krijgt voorgeschoteld. Dat
levert efficiëntiewinst op en verhoogt ook de motivatie van leerlingen.”
Wie gaat welke resultaten te zien krijgen?
Frijns: “Elke school zal in juni een individueel resultaat kunnen delen met de leerlingen en de ouders. Dat wordt niet in percentages weergegeven, maar in een score van A tot E. Bij die letter zal een beknopte beschrijving staan van wat dat precies betekent. Maar het doel van de toetsen is niet om aan ouders te laten weten hoe hun kind het doet. Ze mogen dat zeker weten, maar het materiaal dat we voor leraars ontwikkelen is veel belangrijker. Voor scholen maken we in het najaar twee producten: een dashboard met feedback op schoolniveau, en een online cursus over hoe je als schoolteam met de resultaten aan de slag gaat. Nog wat later komt er een analyse op systeemniveau, een soort jaarlijks Pisa-rapport.”
Hoe moeten scholen omgaan met de toetsen?
Van Braak: “Heel veel scholen zijn bijzonder benieuwd om de resultaten naast hun eigen evaluatiemateriaal te leggen. De toetsen zijn complementair. Ze zijn een puzzelstukje in het veel bredere gamma van evaluatiegegevens.”
Is dat niet naïef? Er zijn 4.000 scholen in Vlaanderen: voor sommigen zal dit toch het enige belangrijke puzzelstuk worden?
Van Braak: “Zeker. Er zal veel variatie zijn in hoe scholen de toetsen framen. We zien dat ook in andere landen. De ene school zal de resultaten voor de leerlingen heel belangrijk vinden en leerlingen aanmoedigen, andere scholen zullen ze alleen gebruiken om er als school uit te leren. Die brede range ga je sowieso hebben. Dat is ook de pedagogische vrijheid van scholen. Het interessante is dat we die framing ook gaan onderzoeken.”
Maar de toets mag dus geen direct toegangsticket tot een volgend jaar zijn?
Van Braak: “Nee. Een klassenraad mag nooit op basis van alleen dit resultaat een beslissing nemen. Zeker in het zesde leerjaar en het zesde middelbaar bestaat dat gevaar. Maar het is decretaal verankerd dat scholen dat niet mogen.”
Welke kansen bieden de toetsen? Van Braak: “Scholen toetsen vandaag heel veel zelf. Maar eerlijk: vaak zijn die toetsen voor verbetering vatbaar. Dat blijkt ook uit het rapport van de Onderwijsinspectie. Wij gaan daar een stukje aan bijdragen. Maar veel belangrijker is natuurlijk dat wij scholen inzicht geven. We leveren hen de cijfers aan zodat ze aan de slag kunnen om hun kwaliteit te verbeteren. En we gaan scholen daarin ook ondersteunen. Dat is de kern.”
Frijns: “Veel scholen met kwetsbare kinderen en jongeren zijn vandaag volop zoekende. Ze willen weten en meten hoe ze vooruitgang kunnen boeken. Door deze toets krijgen ze een duidelijk beeld, en kunnen ze zich vergelijken met vergelijkbare scholen, zeker als ze ver springen met bijvoorbeeld kwetsbare leerlingen.”
Van Braak: “Het biedt ook kansen om dialoog en samenwerking tussen leraren te stimuleren door samen resultaten te bespreken en gericht na te denken over mogelijke verbeteracties. Want leraren zijn samen verantwoordelijk. Niet alleen de leraar van het vierde, het zesde of het tweede.”
Hebben jullie schrik voor de politieke recuperatie van de toets? De N-VA wil het vrij besteden van schoolmiddelen koppelen aan goede resultaten.
Van Braak: “We kijken naar het decreet en zien daar veel checks en balances in staan. Let op: we hebben vanaf dag één gezegd dat we niet willen dat scholen gestraft worden op basis van de resultaten, maar dat ze net opportuniteiten moeten bieden om als school te werken aan verbetering.”
Landen die ons voorgaan tonen dat er ook negatieve bijwerkingen kunnen zijn: een lucratieve bijlesindrustrie, een grotere ongelijkheid, een verenging van het curriculum, openbare rankings. Hoe kijken jullie daarnaar?
Van Braak: “Een van de voordelen van erg laat te zijn, is dat we kunnen anticiperen op schadelijke bijwerkingen. Ik denk ook oprecht dat niemand baat heeft bij publieke rankings. En dat staat ook ingeschreven in het decreet – er is zelfs een uitzondering gemaakt op de wet openbaarheid van bestuur.”
Waar moeten deze toetsen ons binnen tien jaar brengen?
Frijns: “Ik hoop dat we dan vijf duurzame kwaliteitsvolle scholen kunnen opsommen die het ondanks hun kwetsbare publiek super goed doen. En dat we die kunnen delen met de rest van het onderwijsveld, zodat eruit geleerd kan worden.”
“De toetsen maken transparant wat we echt belangrijk vinden voor scholen. Hoe goed kunnen leerlingen een tekst lezen? Hoe goed kunnen ze een wiskundig probleem oplossen?” Carolien Frijns (UGent) Steunpunt Centrale Toetsen